ECLI:NL:HR:2003:AF2699
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en dubbele belasting met betrekking tot verblijf in Brazilië
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende, die in Nederland woonde en in dienst was van een Cypriotische onderneming, kreeg een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 66.326, zonder vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. Na bezwaar tegen de aanslag, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de belanghebbende recht heeft op een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting op basis van het Belastingverdrag Nederland-Brazilië. De kern van het geschil is of de belanghebbende in 1996 minder dan 183 dagen in Brazilië verbleef, zoals vereist in artikel 15 van het Verdrag. Het Hof had vastgesteld dat belanghebbende in totaal 47 dagen aan boord van een schip op het continentale plat van Brazilië verbleef, en dat hij de rest van het jaar in Nederland was.
De Hoge Raad concludeert dat het Hof de term 'verblijven' in de context van het Verdrag correct heeft uitgelegd als 'physical presence'. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden, en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 21 februari 2003.