ECLI:NL:HR:2003:AF2690

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • J.C. van Oven
  • C.J.J. van Maanen
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigening en schadeloosstelling in het kader van bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een onteigening in het kader van het bestemmingsplan 'Transvaal, tweede herziening'. De gemeente 's-Gravenhage had bij dagvaarding van 8 maart 2001 gevorderd dat de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage vervroegd de onteigening zou uitspreken van onroerende zaken gelegen aan de [a-straat] en de [b-straat]. De eiseres, huurster van een winkelruimte die deel uitmaakt van deze onroerende zaken, werd toegelaten als tussenkomende partij. De rechtbank sprak op 24 april 2001 de vervroegde onteigening uit en bepaalde dat de gemeente aan de eiseres een voorschot op de schadeloosstelling moest betalen van ƒ 77.400.

In een later vonnis van 30 januari 2002 stelde de rechtbank de schadeloosstelling voor de eiseres vast op € 43.422,23, inclusief het reeds betaalde voorschot. De eiseres bestreed dit eindvonnis met een cassatiemiddel dat uit drie klachten bestond. De gemeente concludeerde tot verwerping van het beroep en stelde een incidenteel cassatieberoep in met eveneens drie onderdelen.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel in het principale beroep niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid aan de orde stelde. Ook de klachten in het incidentele beroep faalden, waarbij de Hoge Raad bevestigde dat de rechtbank de situatie op de datum van inschrijving van het vervroegde vonnis als uitgangspunt had genomen voor de bepaling van de schadeloosstelling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en compenseert de kosten van het geding in cassatie, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Nr. 1362
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
28 maart 2003
AB
Arrest
in de zaak van
[eiseres],
h.o.d.n. [A],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres tot cassatie,
incidenteel verweerster,
advocaat: mr. C.M.E. Verhaegh,
tegen
de gemeente 's-Gravenhage,
waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerster in cassatie,
incidenteel eiseres,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Geding in feitelijke instantie
1.1. Bij dagvaarding van 8 maart 2001 heeft verweerster in cassatie (hierna: de Gemeente) ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan "Transvaal, tweede herziening" gevorderd dat de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage te haren behoeve vervroegd de onteigening zal uitspreken van de daarin omschreven onroerende zaken, gelegen aan de [a-straat] en de [b-straat] te 's-Gravenhage.
1.2. Bij vonnis van 24 april 2001 heeft de Rechtbank eiseres tot cassatie (hierna: [eiseres]), huurster van een winkelruimte die deel uitmaakt van de onroerende zaken, toegelaten als tussenkomende partij, en in de hoofdzaak de gevorderde onteigening vervroegd uitgesproken met bepaling van het door de Gemeente aan [eiseres] te betalen voorschot op de schadeloosstelling op een bedrag van ƒ 77.400. Op 29 juni 2001 is dat vonnis ingeschreven in de openbare registers.
1.3. Bij vonnis van 30 januari 2002 heeft de Rechtbank, voorzover in cassatie van belang, de schadeloosstelling voor [eiseres] vastgesteld op € 43.422,23, waarin begrepen het reeds betaalde voorschot van in totaal ƒ 77.400 (€ 35.122,59) en op een rente van 4,5 % per jaar over € 8.299,64 sedert 29 juni 2001 tot 30 januari 2002. Het vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
2.1. [eiseres] heeft het eindvonnis bestreden met een middel van cassatie, dat uit drie klachten bestaat. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht, en maakt daarvan deel uit.
2.2. De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en harerzijds - in incidenteel cassatieberoep - een middel voorgesteld dat uit drie onderdelen bestaat. Haar desbetreffende conclusie is aan dit arrest gehecht.
2.3. [eiseres] heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele cassatieberoep.
2.4. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten door hun advocaten. Daarbij heeft [eiseres] haar derde klacht ingetrokken. De Gemeente heeft het derde onderdeel van het harerzijds voorgestelde cassatiemiddel grotendeels ingetrokken.
2.5. De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 20 december 2002 geconcludeerd tot verwerping van het principale en het incidentele beroep. [eiseres] heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het principale beroep
Het middel in het principale beroep kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid.
4. Beoordeling van het incidentele beroep
4.1. Het eerste onderdeel van het incidentele cassatiemiddel klaagt dat de Rechtbank in de voor [eiseres] vastgestelde schadeloosstelling ten onrechte een post van ƒ 4030 heeft opgenomen wegens makelaarskosten in verband met het vinden van een vervangende ruimte, zulks in weerwil van het gegeven dat [eiseres] uiteindelijk zelf vervangende ruimte aan de [b-straat 1] heeft gevonden zonder inschakeling van een makelaar en hoewel de Rechtbank voor het overige de schade wel degelijk gewaardeerd heeft aan de hand van de concrete verplaatsing van [eiseres] naar die vervangende ruimte. Deze klacht faalt. De dag waarop het vonnis van vervroegde onteigening is ingeschreven in de openbare registers is maatgevend voor de bepaling van de schadeloosstelling. De feiten en omstandigheden zoals die op die dag bestonden vormen uitgangspunt bij de bepaling en de begroting van de ten gevolge van de onteigening geleden schade. Dit kan er toe leiden dat de onteigeningsrechter de schadeloosstelling afstemt op een op basis van de op die dag bestaande situatie te verwachten handelwijze van de tot schadeloosstelling gerechtigde na de onteigening, ook al staat inmiddels vast dat die anders heeft gehandeld of anders zal handelen. Waar de Rechtbank in aanmerking nam dat op de onteigeningsdatum niet viel te voorzien dat zonder inschakeling van een makelaar vervangende ruimte zou kunnen worden gevonden, heeft zij in zoverre terecht de situatie van de dag van inschrijving van het vervroegde vonnis van onteigening als uitgangspunt genomen, en zij heeft dan ook niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door in de schadeloosstelling voor [eiseres] een post makelaarskosten op te nemen. Dat de Rechtbank voor het overige de schade van [eiseres] gewaardeerd heeft aan de hand van de concrete verplaatsing van [eiseres] maakt, wat daar verder van zij, dit niet anders.
4.2. Ook de overige onderdelen van het incidentele beroep kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die onderdelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep, en compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en C.J.J. van Maanen, en uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels ter openbare terechtzitting van 28 maart 2003.