ECLI:NL:HR:2003:AF2681

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/349HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot schadevergoeding en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, een vennootschap onder firma, verweerster in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde een schadevergoeding van ƒ 105.771,--, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De Rechtbank heeft eiseres toegelaten tot bewijslevering en een deskundigenonderzoek bevolen. Uiteindelijk heeft de Rechtbank verweerster veroordeeld tot betaling van ƒ 33.225,--, exclusief BTW, met wettelijke rente. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de eerdere vonnissen heeft vernietigd en de vordering van eiseres heeft afgewezen. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Eiseres is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van verweerster.

Uitspraak

4 april 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/349HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap onder firma [eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 13 juli 1995 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [Verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 105.771,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1992 en vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ 10.000,--, alsmede de kosten van het inschakelen van een deskundige ad ƒ 2.500,--, en
2. [Verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1992 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 18 september 1998 [eiseres] tot bewijslevering toegelaten en bij tussenvonnis van 12 november 1997 de zaak naar de rol verwezen voor uitlaten aan de zijde van beide partijen over de persoon en de discipline van de deskundige, alsmede de aan deze te stellen vragen. Vervolgens heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 18 maart 1998 een deskundigenonderzoek bevolen, een deskundige benoemd en een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 14 april 1999 [verweerster] veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 33.225,-- (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 1994 tot de dag der algehele voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij memorie van grieven heeft [eiseres] gevorderd voormeld eindvonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van ƒ 150.000,-- (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 1994 tot en met de dag van de algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ 10.000,-- en de kosten van de door [eiseres] ingeschakelde deskundigen ad ƒ 7.896,--, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure in beide instanties alsmede de totale kosten van het deskundigenrapport van 20 mei 1998.
[Verweerster] heeft tegen de vier vermelde vonnissen incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 27 juni 2001 heeft het Hof de bestreden vonnissen van 18 september 1996, 12 november 1997, 18 maart 1998 en 14 april 1999 vernietigd en de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.940,91 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 4 april 2003.