ECLI:NL:HR:2003:AF2678

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/228HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • H.A.M. Aaftink
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding in bietsuikerproductie door zaad- en stekbietenteelt

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, bestaande uit [eiser sub 1] c.s., verweerster in cassatie, [verweerster], gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg. De eisers vorderden schadevergoeding voor verliezen die zij hebben geleden in hun bietsuikerproductie als gevolg van de zaad- en stekbietenteelt door [verweerster] in de jaren 1964 tot en met 1996. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 2 november 1994 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating over een deskundigenonderzoek en heeft in een later tussenvonnis van 14 juni 1995 een deskundigenonderzoek gelast. Uiteindelijk heeft de Rechtbank in een eindvonnis van 21 augustus 1996 de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. afgewezen.

Eisers hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft na pleidooi een comparitie van partijen gelast en heeft in een eindarrest van 15 maart 2001 de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. gedeeltelijk toegewezen, waarbij [verweerster] werd veroordeeld tot schadevergoeding voor verliezen in het teeltjaar 1987, veroorzaakt door de vergelingsziekte. Tegen deze arresten hebben eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft [eiser sub 1] c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken op 28 maart 2003.

Uitspraak

28 maart 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/228HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de gebroeders [eiser sub 2a en eiser sub 2b],
beiden wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[A] B.V., ingevolge fusie tegenwoordig geheten ADVANTA B.V.,
gevestigd te Kapelle,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.B.M.M. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser sub 1] c.s. - hebben bij exploit van 10 januari 1994 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg en - na wijziging van eis bij conclusie van repliek en memorie van grieven - gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad als naar de wet:
1. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de schade die [eiser sub 1] c.s. ter zake van hun bietsuikerproductie hebben geleden ten gevolge van de zaad- en stekbietenteelt van [verweerster] in de teeltjaren tussen 1964 (lees: 1974) en 1987, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke renten vanaf 1 juli 1993 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de schade die [eiser sub 1] c.s. ter zake van hun bietsuikerproductie hebben geleden ten gevolge van de zaad en stekbietenteelt van [verweerster] in het teeltjaar 1987, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke renten vanaf 1 juli 1993 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de schade die [eiser sub 1] c.s. ter zake van hun bietsuikerproductie hebben geleden ten gevolge van de zaad- en stekbietenteelt van [verweerster] in de teeltjaren tussen 1988 en 1996, zulks op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke renten vanaf 1 juli 1993 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de schade die [eiser sub 1] c.s. zullen lijden vanaf het teeltjaar 1997, ten gevolge van de zaad- en stekbietenteelt van [verweerster], gekapitaliseerd op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan der schade tot die der algehele voldoening;
5. [verweerster] te veroordelen tot de redelijke kosten ter vaststelling van de door [eiser sub 1] c.s. geleden schade en aansprakelijkheid, zoals in de voorgaande vier onderdelen is omschreven, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 1993 tot aan de dag der algehele voldoening.
[verweerster] heeft de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 2 november 1994 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen over een in te stellen deskundigenonderzoek en bij tussenvonnis van 14 juni 1995 een deskundigenonderzoek gelast en daartoe een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 21 augustus 1996 de vordering van [eiser sub 1] c.s. afgewezen.
Tegen de drie vermelde vonnissen hebben [eiser sub 1] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Het Hof heeft na pleidooi bij tussenarrest van 15 april 1999 een comparitie van partijen gelast. Bij tussenarrest van 21 oktober 1999 heeft het Hof [eiser sub 1] c.s. tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft het Hof bij eindarrest van 15 maart 2001 het beroep tegen de bestreden tussenvonnissen van 2 november 1994 en 14 juni 1995 verworpen, het bestreden eindvonnis vernietigd en, inzoverre opnieuw rechtdoende, [verweerster] veroordeeld tot vergoeding van de schade die [eiser sub 1] c.s. hebben geleden ter zake van hun bietsuikerproductie in het teeltjaar 1987, voorzover veroorzaakt door de in dat jaar opgetreden vergelingsziekte, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
De arresten van 15 april 1999, 21 oktober 1999 en 15 maart 2001 van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de drie arresten van het Hof hebben [eiser sub 1] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door mr. M. Verwijs, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 maart 2003.