ECLI:NL:HR:2003:AF2156

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/205HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de executie van dwangsommen en beslag op bijstandsuitkering

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 21 juni 2000 verweerders in cassatie, aangeduid als [verweerder] c.s., gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Maastricht. Eiser vorderde dat verweerders zouden worden veroordeeld om de executie van dwangsommen, die voortvloeiden uit een kort gedingvonnis van 28 juli 1999, te staken en het executoriaal beslag op zijn bijstandsuitkering op te heffen. Dit beslag was gelegd in het kader van een proceskostenveroordeling die door eiser aan verweerders was opgelegd, en die hij middels het beslag wilde voldoen. De President van de Rechtbank heeft de gevraagde voorzieningen op 12 juli 2000 geweigerd, waarna eiser hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 10 mei 2001 het vonnis van de President bekrachtigd.

Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering vereist is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 21 maart 2003 door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels.

Uitspraak

21 maart 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/205HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W.J. Nijland,
t e g e n
1. [verweerder 1], handelende onder de naam [A], wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2], handelende onder de naam [B], gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerster 3], handelende onder de naam [C], gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [verweerster 4], handelende onder de naam [D], gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [verweerster 5], handelende onder de naam [E], gevestigd te [vestigingsplaats],
6. AUTOMOTIVE GROUP ZUID B.V., handelende onder de naam [H], gevestigd te Maastricht,
7. [verweerster 7], handelende onder de naam [F], gevestigd te [vestigingsplaats],
8. [verweerster 8], handelende onder de naam [G], gevestigd te [vestigingsplaats],
9. B.V. TAXICENTRALE T.C.T., handelende onder de naam Taxicentrale T.C.T., gevestigd te Maastricht,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 21 juni 2000 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Maastricht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om, terstond na betekening van dit vonnis, de executie wegens beweerdelijk verbeurde dwangsommen uit hoofde van het kort gedingvonnis van 28 juli 1999 te staken en gestaakt te houden en deswege tevens te veroordelen om het onder de gemeente Maastricht gelegde executoriaal beslag op de bijstandsuitkering van [eiser] op te heffen, indien en voor zover de proceskostenveroordeling, inclusief nakosten, uit hoofde van het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 maart 2000, door [eiser] aan [verweerder] c.s., middels het beslag, geheel zal zijn voldaan, een en ander op verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- per dag en voor iedere dag dat [verweerder] c.s. jegens [eiser] aan deze veroordelingen, of een gedeelte daarvan, niet voldoen.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden.
De President heeft bij vonnis van 12 juli 2000 de gevraagde voorzieningen geweigerd.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 10 mei 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 21 maart 2003.