ECLI:NL:HR:2003:AF2156
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de executie van dwangsommen en beslag op bijstandsuitkering
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 21 juni 2000 verweerders in cassatie, aangeduid als [verweerder] c.s., gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Maastricht. Eiser vorderde dat verweerders zouden worden veroordeeld om de executie van dwangsommen, die voortvloeiden uit een kort gedingvonnis van 28 juli 1999, te staken en het executoriaal beslag op zijn bijstandsuitkering op te heffen. Dit beslag was gelegd in het kader van een proceskostenveroordeling die door eiser aan verweerders was opgelegd, en die hij middels het beslag wilde voldoen. De President van de Rechtbank heeft de gevraagde voorzieningen op 12 juli 2000 geweigerd, waarna eiser hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 10 mei 2001 het vonnis van de President bekrachtigd.
Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering vereist is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 21 maart 2003 door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels.