ECLI:NL:HR:2003:AF1893

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/006HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding en bewijslevering in civiele procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en [verweerder]. De zaak begon met een dagvaarding door [verweerder] op 3 september 1998, waarin hij [eiser] en [betrokkene 1] (tezamen [eiser] c.s.) aansprakelijk stelde voor schadevergoeding. De Rechtbank te Utrecht heeft op 19 juli 2000 een tussenvonnis gewezen, waarin de vordering tegen [eiser] werd afgewezen, maar [verweerder] werd toegelaten tot bewijslevering. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 27 september 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd voor wat betreft de vordering met betrekking tot de Renault Clio en de BMW 320i Coupé. Het Hof heeft [eiser] veroordeeld tot schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus gevolgd, die had gepleit voor verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft [eiser] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.663,07, waarvan een deel aan de Griffier en een deel aan [verweerder] moest worden voldaan. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

14 maart 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/006HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
[verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft, voorzover in cassatie van belang, bij exploit van 3 september 1998 eiser tot cassatie, hierna: [eiser], en [betrokkene 1] - tezamen verder te noemen: [eiser] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [verweerder] de schade te vergoeden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zulks binnen 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis in de schadestaatprocedure aan [verweerder] te voldoen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 19 juli 2000 onder meer de vordering tegen [eiser] afgewezen, [verweerder] tot bewijslevering toegelaten, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Het Hof heeft bij arrest van 27 september 2001 het vonnis waarvan beroep vernietigd in zoverre daarbij ook de vordering van [verweerder] met betrekking tot de Renault Clio (met identificatienummer [0001]) en de BMW 320i Coupé is afgewezen. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het Hof [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van de schade met betrekking tot de voormelde Renault Clio en BMW 320i Coupé nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 1998 tot aan de algehele voldoening, en het vonnis waarvan beroep voor het overige bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkekling.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.663,07 in totaal, waarvan € 1.605,57 op de voet van art. 243 Rv. te voldoen aan de Griffier en € 57,50 te voldoen aan [verweerder].
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 maart 2003.