ECLI:NL:HR:2003:AF1890
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot betaling van onverschuldigd betaalde bedragen
In deze zaak heeft verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], op 9 maart 1999 eiseres tot cassatie, Topmen Oilfield Personnel B.V., gedagvaard voor de Kantonrechter te Den Helder. Verweerder vorderde betaling van een onverschuldigd betaald bedrag van ƒ 11.671,79 netto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 september 1994. Topmen heeft de vordering bestreden, maar de Kantonrechter heeft bij vonnis van 2 september 1999 de vorderingen van verweerder ontzegd. Verweerder heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Alkmaar, waar hij zijn eis heeft vermeerderd. De Rechtbank heeft op 18 januari 2001 het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en Topmen veroordeeld tot betaling van ƒ 11.671,79, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 maart 1999.
Topmen heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en Topmen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,48 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 14 februari 2003 door de vice-president R. Herrmann en de overige rechters.