ECLI:NL:HR:2003:AF1824

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00205/02
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2003 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor achttien maanden, wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte, die zich niet ontvankelijk verklaard zag door het Hof. Het Hof oordeelde dat de verdachte niet tijdig in hoger beroep was gekomen, aangezien hij binnen veertien dagen na het vonnis van 3 april 2000 had moeten appelleren, maar pas op 9 januari 2001 hoger beroep had ingesteld. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de tenlastelegging, omdat deze niet in het dossier aanwezig was. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de zitting en de tenlastelegging, en dat hij derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het middel van de verdachte faalde, omdat de feiten en omstandigheden die het Hof had vastgesteld niet onbegrijpelijk waren. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

28 januari 2003
Strafkamer
nr. 00205/02
AG/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 november 2001, nummer 22/000679-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 3 april 2000 waarbij de verdachte in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaken met a. het parketnummer 09/034382-99 alsmede het parketnummer 09/100688-99 ter zake van "overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994" en "overtreding van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994" en b. het parketnummer 09/105065-00 ter zake van "overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994" en "overtreding van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994", gepleegd op 25 februari 2000, is veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de plaatsvervangend Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
3.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De voorzitter stelt de vraag aan de orde of de verdachte ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
De raadsvrouw krijgt de gelegenheid het dossier te bekijken. Zij brengt - zakelijk weergegeven - naar voren dat er geen tenlastelegging in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 0910506500 in het dossier aanwezig is. Zij vraagt zich af of de verdachte wel geweten heeft waarvoor hij terecht moest staan en wel van de zitting op de hoogte was. Nu deze tenlastelegging niet meer in het dossier zit, dient hij in deze zaak wel in zijn hoger beroep te worden ontvangen."
3.2.2. Het Hof heeft omtrent de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep het volgende overwogen en beslist:
"De dagvaarding (met parketnummers 0903438299 en 0910068899) van de verdachte om op 3 april 2000 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 17 maart 2000. Hieruit vloeit voort dat de verdachte tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg van 3 april 2000.
De verdachte had derhalve binnen veertien dagen na het op 3 april 2000 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter eerst op 9 januari 2001 hoger beroep ingesteld, zodat hij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De dagvaarding met parketnummer 0910506500 is blijkens de akte van uitreiking aan de verdachte in persoon betekend op 17 maart 2000. Verdachte was derhalve bekend met de zitting van 3 april 2000.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de tenlastelegging met parketnummer 0910506500 zich niet in het dossier bevindt.
In eerste aanleg is er vonnis gewezen op 3 april 2000 naar aanleiding van deze tenlastelegging met parketnummer 0910506500, die toen derhalve wel in het dossier heeft gezeten.
De zaak met parketnummer 0910506500 is gevoegd ter terechtzitting van 3 april 2000 met de zaken onder de parketnummers 0903438299 en 0910068899.
De verdachte had derhalve binnen 14 dagen na het op 3 april 2000 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De verdachte heeft echter eerst op 9 januari 2001 hoger beroep ingesteld tegen het gehele vonnis. Derhalve dient de verdachte ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de zaak met parketnummer 0910506500.
Aan het door van de verdachte gevoerde verweer terzake van het ontbreken van de tenlastelegging met parketnummer 0910506500 in hoger beroep komt het hof niet toe, daar de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep."
3.3. Deze overwegingen moeten aldus worden verstaan dat het dubbel van de dagvaarding in de zaak met parketnummer 09/105065-00, met daarin een juiste vermelding van de dag van de terechtzitting en de rechter voor wie de verdachte diende te verschijnen, welk dubbel zich ten tijde van de behandeling van het hoger beroep niet meer bij de stukken bevond, ten tijde van het wijzen van het vonnis in eerste aanleg zich wel in het dossier bevond. Deze feitelijke vaststelling is niet onbegrijpelijk, gelet op de in de hiervoren onder 1 sub b weergegeven gegevens in de aantekening mondeling vonnis van de Politierechter inzake het tijdstip en de kwalificatie van de feiten, welke klaarblijkelijk zijn ontleend aan het zich destijds bij de stukken van het geding bevindende dubbel van de dagvaarding in de zaak met voormeld parketnummer.
3.4. 's Hofs beslissing is naar de eis der wet met redenen omkleed, in aanmerking genomen
a. dat zich bij de stukken bevinden:
- een akte van uitreiking, inhoudende dat de gerechtelijke brief met parketnummer 09/034382-99 op 17 maart 2000 om 9.06 uur door een agent van politie aan de verdachte in persoon is uitgereikt, aan welke akte is gehecht het dubbel van de dagvaarding met dat parketnummer alsmede met parketnummer 09/100688-99;
- een akte van uitreiking, inhoudende dat de gerechtelijke brief met parketnummer 09/105065-00 op diezelfde 17 maart 2000 om 9.05 uur door diezelfde agent van politie aan de verdachte in persoon is uitgereikt;
b. dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep slechts inhoudt dat de raadsvrouwe heeft aangevoerd dat "er geen tenlastelegging in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 0910506500 in het dossier aanwezig is", doch niet dat het origineel van die dagvaarding - anders dan in voormelde akte van uitreiking is vermeld - niet aan de verdachte in persoon is uitgereikt en evenmin dat in dit origineel de dag van de terechtzitting en/of de rechter voor wie de verdachte diende te verschijnen niet met voldoende duidelijkheid waren vermeld.
3.5. Het middel faalt derhalve.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 28 januari 2003.