ECLI:NL:HR:2003:AF1794
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huwelijk en alimentatie in cassatie
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 24 april 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding. De vrouw heeft zich gerefereerd aan de echtscheiding, maar heeft daarnaast een zelfstandig verzoek ingediend voor een uitkering tot levensonderhoud van ƒ 5.000,-- netto per maand, subsidiair ƒ 7.500,-- bruto per maand. De man heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 6 november 1998 echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de alimentatie aangehouden. In een eindbeschikking van 19 mei 2000 is de man veroordeeld om met ingang van 1 juni 2000 aan de vrouw een bedrag van ƒ 5.000,-- per maand te betalen.
De man heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft op 25 juli 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de alimentatie voor de periode van 1 juni 2000 tot 1 september 2000 vastgesteld op ƒ 3.300,-- per maand. De overige verzoeken zijn afgewezen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep in cassatie. Deze beschikking is gegeven op 31 januari 2003 door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, waarbij de uitspraak openbaar is gedaan door raadsheer O. de Savornin Lohman.