ECLI:NL:HR:2003:AF1794

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/114HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huwelijk en alimentatie in cassatie

In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 24 april 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding. De vrouw heeft zich gerefereerd aan de echtscheiding, maar heeft daarnaast een zelfstandig verzoek ingediend voor een uitkering tot levensonderhoud van ƒ 5.000,-- netto per maand, subsidiair ƒ 7.500,-- bruto per maand. De man heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 6 november 1998 echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de alimentatie aangehouden. In een eindbeschikking van 19 mei 2000 is de man veroordeeld om met ingang van 1 juni 2000 aan de vrouw een bedrag van ƒ 5.000,-- per maand te betalen.

De man heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft op 25 juli 2001 de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de alimentatie voor de periode van 1 juni 2000 tot 1 september 2000 vastgesteld op ƒ 3.300,-- per maand. De overige verzoeken zijn afgewezen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep in cassatie. Deze beschikking is gegeven op 31 januari 2003 door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, waarbij de uitspraak openbaar is gedaan door raadsheer O. de Savornin Lohman.

Uitspraak

31 januari 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/114HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw], blijkens een verklaring van de Nederlandse Ambassade te Lissabon, Portugal, ook geheten: [...], wonende te [woonplaats], Cyprus,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 24 april 1997 ter griffie van de Rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht tussen partijen echtscheiding uit te spreken.
De vrouw heeft zich ten aanzien van de verzochte echtscheiding gerefereerd en, voor zover in cassatie van belang, zelfstandig verzocht ten laste van de man een uitkering tot levensonderhoud vast te stellen van ƒ 5.000,-- netto, subsidiair ƒ 7.500,-- bruto per maand.
De man heeft het verzoek van de vrouw bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 6 november 1998 tussen partijen echtscheiding uitgesproken en de behandeling ten aanzien van de door de vrouw verzochte uitkering tot levensonderhoud aangehouden. Na een tweede beschikking van 23 april 1999 heeft de Rechtbank bij eindbeschikking van 19 mei 2000 de man veroordeeld om met ingang van 1 juni 2000 aan de vrouw tot haar levensonderhoud uit te keren een bedrag van ƒ 5.000,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 25 juli 2001 heeft het Hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover aan zijn oordeel onderworpen en, opnieuw beschikkende, de door de man aan de vrouw te betalen alimentatie voor de periode van 1 juni 2000 tot 1 september 2000 bepaald op ƒ 3.300,-- per maand. Het in principaal en incidenteel hoger beroep meer of anders verzochte heeft het Hof afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 31 januari 2003.