ECLI:NL:HR:2003:AF1571

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/195HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding tussen vennootschappen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma MAMMOET STOOF V.O.F. en MAMMOET STOOF B.V., beide gevestigd te Breda, en DECALIFT NL B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna aangeduid als Diffutherm. Diffutherm heeft op 29 oktober 1997 Mammoet gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld tot ontbinding van een overeenkomst van 25 maart 1997 en schadevergoeding wegens toerekenbaar tekortschieten door Mammoet. Diffutherm vorderde een schadevergoeding van ƒ 1.295.436,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 september 1997.

Mammoet heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 323.266,-- gevorderd van Diffutherm, vermeerderd met rente. De Rechtbank heeft partijen bij tussenvonnis van 6 juli 1999 tot bewijslevering toegelaten en verdere beslissingen aangehouden. Mammoet heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 22 januari 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd, met de mogelijkheid voor Mammoet om bewijs te leveren van de correcte plaatsing en montage van bepaalde apparatuur.

Tegen dit arrest heeft Mammoet cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Mammoet veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Diffutherm zijn begroot op € 3.883,09 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 februari 2003.

Uitspraak

28 februari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/195HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma MAMMOET STOOF V.O.F., gevestigd te Breda,
2. MAMMOET STOOF B.V., gevestigd te Breda,
3. DECALIFT NL B.V., gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. E. Platzer,
t e g e n
DIFFUTHERM B.V., gevestigd te Bergeyk,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Diffutherm - heeft bij exploit van 29 oktober 1997 eiseressen tot cassatie - tezamen verder te noemen: Mammoet - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en - na wijziging van eis - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de in de dagvaarding omschreven overeenkomst d.d. 25 maart 1997 is ontbonden, en
2. Mammoet hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de anderen zullen zijn bevrijd, te veroordelen om aan Diffutherm te vergoeden de schade die zij heeft geleden als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten van Mammoet, zijnde een bedrag van ƒ 1.295.436,00, dan wel een door de Rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 september 1997, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Mammoet heeft de vordering bestreden en van haar kant in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Diffutherm te veroordelen om aan Mammoet te betalen een bedrag van ƒ 323.266,-- te vermeerderen met de rente ad 2% per 30 dagen, althans met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
Diffutherm heeft de vordering in reconventie bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 6 juli 1999 in conventie partijen tot bewijslevering toegelaten en zowel in conventie als in reconventie iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit tussenvonnis heeft Mammoet zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 22 januari 2001 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd met dien verstande dat Mammoet door de Rechtbank tevens in de gelegenheid zal worden gesteld om feiten en omstandigheden aan te tonen waaruit kan worden afgeleid dat Mammoet de kleine hydraulische pers, de planetenmenger, de drie-wals, de kleine pvc-menger (P15) en de dissolver D10 conform afspraak heeft geplaatst en gemonteerd, en teneinde de zaak verder te behandelen en te beslissen de zaak naar de Rechtbank te Breda verwezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Mammoet beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Diffutherm heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Mammoet in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Diffutherm begroot op € 3.883,09 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 februari 2003.