ECLI:NL:HR:2003:AF1566

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/002HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wanprestatie en schadevergoeding in bouwcontract

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiseres 2], verweerders in cassatie, [verweerder 1] en [verweerder 2], gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht. De eisers vorderden onder meer dat de verweerders aansprakelijk zouden worden gesteld voor wanprestatie en schadevergoeding. De Rechtbank heeft op 25 maart 1999 geoordeeld dat [verweerder 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft hem veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 40.000,--. Zowel de eisers als de verweerders hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 4 september 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en de verweerders heeft veroordeeld tot betaling van ƒ 14.558,38 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente.

Eisers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 7 maart 2003 en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over wanprestatie en de gevolgen daarvan in het kader van een bouwcontract, evenals de toewijzing van schadevergoeding.

Uitspraak

7 maart 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/002HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], en
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. [Verweerder 1], handelende onder de naam [A], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink,
e n
2. [Verweerder 2], handelende onder de naam [B], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploit van 15 oktober 1998 verweerders in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [verweerder 1] en [verweerder 2] - onder versneld regime gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat [verweerder 1] en [verweerder 2] jegens [eiser] c.s. wanprestatie hebben gepleegd en aansprakelijk zijn voor de daaruit voortgevloeide c.q. voortvloeiende schade;
2. primair: [verweerder 1] en [verweerder 2] hoofdelijk - des dat de één aan de veroordeling voldaan hebbende de ander zal zijn gekweten - te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot een vergoeding in natura van de schade, zoals vastgesteld door Ir. Van den Bongard in zijn rapportage d.d. 12 september 1997, en wel door middel van het voor eigen rekening en risico verstrekken van een opdracht aan een professionele en betrouwbare aannemer, bij voorkeur aan [C] te [vestigingsplaats] en Intram Kerkrade B.V. te Kerkrade, om de door Ir. Van den Bongard in zijn voornoemde rapportage voorgestelde herstelwerkzaamheden te verrichten, en wel onder leiding en begeleiding van de heer Reubsaet, welke kosten eveneens voor rekening van [verweerder 1] en [verweerder 2] dienen te komen, zulks op straffe van het verbeuren van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij hiermede na verloop van twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijven met een maximum van ƒ 75.000,--;
subsidiair: [verweerder 1] en [verweerder 2] hoofdelijk - des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten - te veroordelen om aan eisers te voldoen een bedrag aan schadevergoeding ad ƒ 64.791,13, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder 1] en [verweerder 2] hebben de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 25 maart 1999:
- voor recht verklaard dat [verweerder 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst gesloten met [eiser] c.s. met betrekking tot het vervaardigen van een bouwtekening, en dat [verweerder 1] derhalve aansprakelijk is voor de daardoor door [eiser] c.s. geleden schade;
- [verweerder 1] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 40.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding (15 oktober 1998) tot die der algehele voldoening;
- dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en
- het meer of anders tegen [verweerder 1] gevorderde en het tegen [verweerder 2] gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben zowel [verweerder 1] als [eiser] c.s., voor zover het vonnis tussen hen en [verweerder 2] was gewezen, ieder afzonderlijk hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Het Hof heeft op verzoek van [eiser] c.s. beide appellen gevoegd behandeld. Voorts hebben [eiser] c.s. in het tegen [verweerder 2] gerichte hoger beroep hun vordering, strekkende tot het verkrijgen van schadevergoeding in geld, tot het door de Rechtbank vastgestelde schadebedrag van ƒ 40.000,-- verminderd.
Bij arrest van 4 september 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende:
- [verweerder 1] en [verweerder 2] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, veroordeeld om aan [eiser] c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van ƒ 14.558,38 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der inleidende dagvaarding in eerste aanleg (15 oktober 1998) tot de dag der algehele voldoening;
- het door [eiser] c.s. meer of anders gevorderde afgewezen;
- [verweerder 1] en [verweerder 2] veroordeeld om aan [eiser] c.s. de kosten van de deskundige ten bedrage van ƒ 1.938,75 te vergoeden en de proceskosten van de eerste aanleg voor het overige in dier voege tussen partijen gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
- verstaan dat het ingevolge voormelde veroordelingen door [verweerder 1] te betalen bedrag kan worden verrekend met het door [verweerder 1] op 31 maart 1999 ingevolge het vernietigde vonnis aan [eiser] c.s. betaalde bedrag van ƒ 47.398,75;.
- [eiser] c.s. veroordeeld om aan [verweerder 1] voormeld bedrag verminderd met de daarmee te verrekenen bedragen terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit resterende bedrag vanaf de dag van de onverschuldigde betaling (31 maart 1999) tot die der terugbetaling;
- het door [verweerder 1] in hoger beroep meer of anders gevorderde afgewezen, en
- dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder 1] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Tegen de niet verschenen [verweerder 2] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. en [verweerder 1] toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] begroot op € 379,33 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerder 2] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 7 maart 2003.