ECLI:NL:HR:2003:AF1560

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/165HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. E. van Staden ten Brink, Bouwmarkt Hulst B.V. gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg. Eiser vorderde betaling van ƒ 30.156,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 april 1990, en ƒ 2.997,48 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. De Rechtbank heeft op 6 oktober 1999 de vorderingen van eiser ontzegd. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 februari 2001 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal J. Spier, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 425,28 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 7 februari 2003 en openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

7 februari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/165HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,
t e g e n
BOUWMARKT HULST B.V.,
gevestigd te Hulst,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 1 oktober 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: Bouwmarkt - gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg en gevorderd bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Bouwmarkt te veroordelen tot:
1. betaling van ƒ 30.156,--, te vermeerderden met det wettelijke rente vanaf 10 april 1990 althans vanaf de dag der dagvaarding;
2. betaling van ƒ 2.997,48 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
Bouwmarkt heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 6 oktober 1999 [eiser] diens vorderingen ontzegd.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 februari 2001 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bouwmarkt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep, met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 13 december 2002 op deze conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bouwmarkt begroot op € 425,28 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 7 februari 2003.