ECLI:NL:HR:2003:AF1309
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Wijziging omgangsregeling tussen ouders na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2003 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, na een eerdere beschikking van de Rechtbank. De moeder, die de omgangsregeling wilde wijzigen, had in 1999 een verzoek ingediend bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank had de moeder in 2000 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en een dwangsom opgelegd voor niet-nakoming van de omgangsregeling. De moeder ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem, dat in 2002 de eerdere beschikking van de Rechtbank vernietigde en een nieuwe omgangsregeling vaststelde. De vader ging in cassatie tegen deze eindbeschikking van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de vader niet-ontvankelijk was in zijn beroep tegen de tussenbeschikkingen van het Gerechtshof, maar vernietigde de eindbeschikking van het Gerechtshof. De Hoge Raad verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de belangen van het kind in omgangsregelingen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de verzoeken van beide ouders. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het de dwangsom niet had meegenomen in zijn overwegingen, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van de omgangsregeling.
De uitspraak is van belang voor toekomstige zaken waarin ouders een wijziging van de omgangsregeling verzoeken, en onderstreept de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een zorgvuldige rechtsgang en het belang van het kind.