ECLI:NL:HR:2003:AF1303
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de nietigheid van een Nederlands octrooi en de kostenveroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de nietigheid van het Nederlands octrooi 1003495. De eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], had in eerste aanleg bij de Rechtbank te 's-Gravenhage een vordering ingesteld tegen de verweerder in cassatie, INSTALLERENDE PARTNERS BOUW B.V. (IPB), met het verzoek om het octrooi nietig te verklaren. De Rechtbank heeft op 14 april 1999 de conclusies van het octrooi vernietigd, waarna [eiseres] hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft op 1 maart 2001 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
Tegen deze beslissing heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat geen nadere motivering vereist is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, en de zaak is behandeld door vice-president R. Herrmann als voorzitter, samen met de andere raadsheren.