ECLI:NL:HR:2003:AF1303

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/184HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de nietigheid van een Nederlands octrooi en de kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de nietigheid van het Nederlands octrooi 1003495. De eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], had in eerste aanleg bij de Rechtbank te 's-Gravenhage een vordering ingesteld tegen de verweerder in cassatie, INSTALLERENDE PARTNERS BOUW B.V. (IPB), met het verzoek om het octrooi nietig te verklaren. De Rechtbank heeft op 14 april 1999 de conclusies van het octrooi vernietigd, waarna [eiseres] hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft op 1 maart 2001 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.

Tegen deze beslissing heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat geen nadere motivering vereist is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, en de zaak is behandeld door vice-president R. Herrmann als voorzitter, samen met de andere raadsheren.

Uitspraak

21 februari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/184HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. L.M. Schreuders-Ebbekink, thans mr. R.S. Meijer,
t e g e n
INSTALLERENDE PARTNERS BOUW B.V.,
gevestigd te Lopik,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: IPB - heeft bij exploit van 23 juni 1998 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - op verkorte termijn gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover rechtens geoorloofd, nietig te verklaren het Nederlands octrooi 1003495.
[eiseres] heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 14 april 1999 op de voet van art. 75 ROW 1995 de conclusies 1 tot en met 17 van het Nederlands octrooi NL C 1003495 vernietigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 1 maart 2001 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
IPB heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van IPB begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 21 februari 2003.