ECLI:NL:HR:2003:AF1280
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake onjuiste belastingaangifte door rechtspersoon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een beroep in cassatie door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. J.M. Sjöcrona en mr. D.V.A. Brouwer, tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte door de rechtspersoon [A] BV. Het Gerechtshof had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van achtduizend gulden, subsidiair tachtig dagen hechtenis, na het vernietigen van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle.
De Hoge Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij het Hof had vastgesteld dat [A] BV op 27 maart 1996 een onjuiste aangifte voor de omzetbelasting had gedaan. De verdachte, als directeur van [A] BV, had samen met een ander de feitelijke leiding gegeven aan deze verboden gedraging. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse gevolgd, die stelde dat het beroep in cassatie verworpen moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het Hof voldoende met redenen was omkleed. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof op basis van de gebezigde bewijsmiddelen had aangenomen dat het in de aangifte vermelde bedrag aan voorbelasting niet overeenstemde met de werkelijkheid. Dit oordeel was niet onbegrijpelijk en voldeed aan de eisen van de wet. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, omdat er geen gronden waren voor cassatie en de bestreden uitspraak niet ambtshalve vernietigd hoefde te worden.