ECLI:NL:HR:2003:AF1278
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor onjuiste belastingaangifte door rechtspersoon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door het Hof veroordeeld voor het opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte voor de omzetbelasting over de maand maart 1996. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte, [A] BV, opzettelijk een te hoog bedrag aan voorbelasting had opgegeven, wat zou kunnen leiden tot een te lage belastingheffing. De verdachte had een bedrag van f 575.000,-- aan voorbelasting teruggevraagd, terwijl in werkelijkheid slechts f 250.000,-- was betaald aan de leverancier [B] BV. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd, die stelde dat het beroep in cassatie moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de aangifte onjuist was en dat de verdachte niet kon aantonen dat het opgegeven bedrag aan voorbelasting overeenkwam met de werkelijke transactie. De Hoge Raad bevestigde dat de bewijsvoering van het Hof voldoende was om de veroordeling te handhaven. De uitspraak van de Hoge Raad betekent dat de veroordeling van de verdachte in stand blijft, en dat de opgelegde geldboete van vierduizend gulden, subsidiair 45 dagen hechtenis, niet wordt vernietigd.