ECLI:NL:HR:2003:AF0892

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/046HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderlijk gezag na echtscheidingsconvenant

In deze zaak hebben partijen, een moeder en een vader, op 18 juni 1999 een gemeenschappelijk verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Arnhem met het verzoek om echtscheiding en om de inhoud van hun echtscheidingsconvenant, dat op 15 juni 1999 was gesloten, deel uit te laten maken van de beschikking. Tevens vroegen zij om de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap ten overstaan van een notaris te bevelen. In het convenant was overeengekomen dat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen zouden uitoefenen en dat er een omgangsregeling zou zijn. De Rechtbank heeft op 15 juli 1999 het verzoek toegewezen.

De moeder heeft echter hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, waarbij zij de vernietiging van de beschikking van de Rechtbank vroeg voor wat betreft het ouderlijk gezag en de omgangsregeling. Het Hof heeft op 14 december 1999 de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om nader onderzoek te doen. Na rapportage en een mondelinge behandeling op 5 maart 2002 heeft het Hof op 26 maart 2002 de omgangsregeling gewijzigd en bepaald dat er geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen geldt. De moeder heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de moeder niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen en de beschikking is openbaar uitgesproken op 7 februari 2003.

Uitspraak

7 februari 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/046HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: Jhr.mr. A.J. Sandberg,
t e g e n
[De vader], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 18 juni 1999 ter griffie van de Rechtbank te Arnhem ingediend gemeenschappelijk verzoekschrift hebben partijen zich gewend tot die Rechtbank en verzocht:
- tussen partijen echtscheiding uit te spreken;
- te bepalen dat de inhoud van het echtscheidingsconvenant, door partijen gesloten op 15 juni 1999,
- deel uit maakt van de beschikking;
- de verdeling ten overstaan van een notaris tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap te bevelen met benoeming van een notaris en onzijdige personen.
In het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant zijn partijen onder meer overeengekomen dat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen blijven uitoefenen. Voorts zijn partijen een omgangsregeling overeengekomen.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 15 juli 1999 het verzoek van partijen toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Zij heeft verzocht de beschikking van de Rechtbank te vernietigen, voor zover betrekking hebbend op het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen en de getroffen omgangsregeling, en alsnog te bepalen dat het ouderlijk gezag over de beide minderjarige kinderen van partijen slechts aan de moeder zal toekomen en het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling af te wijzen, althans daarin te voorzien op de wijze als het Hof in overeenstemming zal oordelen met de belangen van de minderjarige kinderen.
Bij tussenbeschikking van 14 december 1999 heeft het Hof de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem verzocht een nader onderzoek te (doen) instellen als in zijn beschikking onder rov. 4.5. omschreven en daaromtrent te rapporteren. Na rapportage door de Raad voor de Kinderbescherming en een mondelinge behandeling op 5 maart 2002 heeft het Hof bij eindbeschikking van 26 maart 2002 de bij convenant overeengekomen omgangsregeling gewijzigd en bepaald dat thans geen omgangsregeling tussen vader en de kinderen geldt. Het meer of anders verzochte heeft het Hof afgewezen.
De eindbeschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het Hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst J.K. Moltmaker strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 7 februari 2003.