ECLI:NL:HR:2003:AF0750

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/063HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en vergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Het verzoekschrift tot ontbinding was op 24 oktober 2001 ingediend bij het Kantongerecht te Winschoten door de verweerder in cassatie, hierna aangeduid als [verweerder]. Hij verzocht de Kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de verzoeker tot cassatie, hierna aangeduid als [verzoeker], te ontbinden wegens gewichtige redenen, die voortvloeiden uit veranderingen in de omstandigheden. Tevens werd een vergoeding van ƒ 441.000,-- bruto gevraagd. De verzoeker heeft zich in zijn verweerschrift gerefereerd aan het oordeel van de Kantonrechter over het ontbindingsverzoek, maar bestreed de gevraagde vergoeding.

De Kantonrechter heeft op 21 december 2001 de verzoeker in de gelegenheid gesteld om het verzoek tot ontbinding in te trekken. Indien het verzoek zou worden gehandhaafd, werd de arbeidsovereenkomst per 31 december 2001 ontbonden, met toekenning van een vergoeding van ƒ 202.000,-- bruto aan [verweerder]. De verzoeker heeft hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Groningen, die op 17 mei 2002 het hoger beroep verwierp. Hierna heeft de verzoeker cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en de verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 252,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder dat verdere motivering nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

7 februari 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/063HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], handelende onder de naam Humelco, wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 24 oktober 2001 ter griffie van het Kantongerecht te Winschoten ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - zich gewend tot de Kantonrechter aldaar en verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen hem en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, althans ontbonden te verklaren wegens gewichtige redenen, bestaande in veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen, met toekenning aan [verweerder] ten laste van [verzoeker] van een vergoeding ten bedrage van ƒ 441.000,-- bruto.
[Verzoeker] heeft zich bij verweerschrift gerefereerd aan het oordeel van de Kantonrechter ten aanzien van het ontbindingsverzoek, doch het verzoek tot toekenning van een vergoeding bestreden.
De Kantonrechter heeft bij beschikking van 21 december 2001 [verweerder] in de gelegenheid gesteld het verzoek tot 28 december 2001 in te trekken, en, indien hij het verzoek handhaaft, de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 31 december 2001 ontbonden, onder toekenning aan [verweerder] van een vergoeding van ƒ 202.000,-- bruto, en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Groningen.
Bij beschikking van 17 mei 2002 heeft de Rechtbank het hoger beroep verworpen.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 252,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 7 februari 2003.