ECLI:NL:HR:2003:AE8849
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingesteld tegen de betrokkene, geboren in 1961. Het Gerechtshof had op 14 december 2000 een uitspraak gedaan, waartegen de betrokkene in cassatie is gegaan. De advocaat van de betrokkene, mr. G.G.J. Knoops, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden en dat de zaak moet worden terugverwezen naar een aangrenzend hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de rechter naar wie de zaak wordt terugverwezen, deze overschrijding moet meewegen bij de vaststelling van eventuele betalingsverplichtingen voor de betrokkene. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen ook aandacht besteed aan de procedurele aspecten van de zaak, waaronder de toepassing van artikel 511g van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het hoger beroep tegen een vonnis in zijn geheel kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof ten onrechte de behandeling van de ontnemingsvordering heeft beperkt tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, en dat er een nieuwe behandeling en beoordeling van de gehele zaak moet plaatsvinden. De uitspraak van het Hof kan derhalve niet in stand blijven, en de middelen behoeven geen verdere bespreking.