ECLI:NL:HR:2003:AE8815
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzetheling van autoradio's
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld voor opzetheling van autoradio's, waarbij het Hof de inleidende dagvaarding ter zake van het primair tenlastegelegde nietig had verklaard. De verdachte was veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van honderd uren, in plaats van een gevangenisstraf van twee maanden. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Moszkowicz, beoordeeld.
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die door de raadsman zijn voorgesteld. Een van de middelen betrof het gebruik van bewijsmiddel 4 door het Hof, waarbij werd betoogd dat de inhoud daarvan geen eigen waarneming van de verbalisant bevatte en dat deze inhoud te onbepaald was om als bewijs te dienen. De Hoge Raad oordeelde dat de eisen die het middel stelde aan het gebruik van het bewijsmiddel geen steun vonden in het recht. De bepaling in het Wetboek van Strafvordering stelt enkel de eis dat het geschrift verband houdt met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er een verband was tussen het bewijsmiddel en andere bewijsstukken, en dat het middel derhalve faalde. De overige middelen die door de verdachte waren ingediend, konden ook niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en dit arrest werd uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend-griffier.