ECLI:NL:HR:2002:ZC8107
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en risico van tenietgaan van onroerende zaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting is vernietigd. De naheffingsaanslag van ƒ 3852 was opgelegd aan belanghebbende vanwege de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag niet terecht was opgelegd, omdat het risico van tenietgaan van de grond niet op de belanghebbende was overgegaan, zoals vereist door de Wet op belastingen van rechtsverkeer.
De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof terecht heeft geoordeeld dat het risico van tenietgaan van de grond bij de verkoper is gebleven. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde eerder tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste opvatting van het begrip 'enig risico van (...) tenietgaan' en dat deze oordelen niet in cassatie kunnen worden getoetst. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 241,50.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de beslissing van het Hof en benadrukt dat de wetgever niet heeft bedoeld dat de overeenkomst waarbij geen risico van tenietgaan op de koper overgaat, als belastbaar feit in de overdrachtsbelasting moet worden aangemerkt. Dit arrest is gewezen op 12 april 2002 en is van belang voor de interpretatie van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en de toepassing van de overdrachtsbelasting.