ECLI:NL:HR:2002:ZC8105
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake naheffingsaanslag overdrachtsbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van ƒ 11.700, die aan belanghebbende was opgelegd naar aanleiding van de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag heeft het Hof de aanslag vernietigd, waarop de Staatssecretaris in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat de besparing van belasting door belanghebbende niet leidt tot strijd met de doelstelling van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, juist is. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 241,50. Dit bedrag is voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de Staat is aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de overdrachtsbelasting en de voorwaarden waaronder een naheffingsaanslag kan worden opgelegd. De Hoge Raad heeft bevestigd dat niet elk belastingbesparend gedrag automatisch leidt tot een belastbaar feit in de zin van de overdrachtsbelasting, mits dit in overeenstemming is met de wetgeving en de intenties van de wetgever.