ECLI:NL:HR:2002:AF2258

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37677
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarde vaststelling onroerende zaak en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om de waardering van de onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Q voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De waarde was aanvankelijk vastgesteld op ƒ 457.000 door de gemeente, maar na bezwaar van de belanghebbende, werd deze waarde door de Inspecteur der gemeentelijke belastingen verlaagd naar ƒ 394.000. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de waarde verder verlaagde naar ƒ 355.000. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De belanghebbende, aangeduid als X te Z, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 oktober 2001, nr. BK-99/00657, die betrekking had op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. In de cassatieprocedure heeft de belanghebbende geklaagd over de processuele gang van zaken bij het Hof, met de stelling dat hij niet adequaat kon reageren op stukken die door de Inspecteur tijdens de zitting waren overgelegd. De Hoge Raad oordeelt echter dat de stukken die de Inspecteur ter zitting overhandigde, niet zodanig waren dat de procespositie van de belanghebbende werd geschaad. De klacht van de belanghebbende faalt.

Daarnaast zijn de overige klachten van de belanghebbende ook niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 20 december 2002 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 37.677
20 december 2002
cl
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 oktober 2001, nr. BK-99/00657, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 457.000.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur der gemeentelijke belastingen van de gemeente Leiden bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 394.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op ƒ 355.000. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Belanghebbende klaagt in cassatie over de processuele gang van zaken bij het Hof, omdat hij naar zijn mening niet in de gelegenheid is gesteld om adequaat te reageren op de door de Inspecteur ter zitting overgelegde stukken. Uit de stukken van het geding die belanghebbende al voor de zitting ter beschikking stonden blijkt echter, dat de ter zitting door de Inspecteur overgelegde stukken niet zodanige informatie behelsden met betrekking tot de waardering van zijn onroerende zaak respectievelijk de referentiepanden, dat belanghebbende in zijn procespositie werd geschaad, doordat hij eerst tijdens de zitting van die stukken kon kennisnemen. De klacht faalt mitsdien.
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2002.