ECLI:NL:HR:2002:AF2253
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot kapitaalverzekering met lijfrenteclausule
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1994. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 53.038. Later is er een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen is verhoogd naar ƒ 58.038, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. De Inspecteur heeft echter 50 procent van deze verhoging kwijtgescholden. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur deze handhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 58.038 zonder verhoging. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule heeft afgesloten, die tot stand is gekomen na 15 oktober 1990 maar vóór 1 januari 1992. Na 31 december 1991 zijn er premies voor deze verzekering voldaan. De tussenpersoon heeft de indruk gewekt dat de verzekering vóór 16 oktober 1990 tot stand is gekomen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de verzekering niet voldoet aan de voorwaarden voor aftrek als persoonlijke verplichting van premies voor lijfrente, zoals die gelden sinds 1992. De Hoge Raad oordeelt dat de Inspecteur niet verplicht is om belanghebbende in de gelegenheid te stellen de verzekering aan te passen aan de nieuwe voorwaarden. Het middel van belanghebbende kan daarom niet tot cassatie leiden.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 20 december 2002 door de vice-president en de raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.