ECLI:NL:HR:2002:AF0964

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38210
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • J.W. van den Berge
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 februari 2001, nr. 99/2386, betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z was vastgesteld op ƒ 593.000 voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de heffingsambtenaar deze beschikking. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de heffingsambtenaar bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

Het Hof had geoordeeld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning voldoende had onderbouwd met gecorrigeerde gerealiseerde verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. De verkoopcijfers voor de woning aan de e-straat 1 waren vastgesteld op ƒ 550.000 en voor de woning aan de b-straat 1 op ƒ 520.000. Echter, in een eerdere mondelinge uitspraak had het Hof andere verkoopcijfers gebruikt, namelijk ƒ 516.000 voor de e-straat 1 en ƒ 604.000 voor de b-straat 1. Dit leidde tot een wezenlijke wijziging in de motivering van het Hof, wat niet toegestaan was.

De Hoge Raad oordeelt dat de klacht van belanghebbende gegrond is. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven, en de overige klachten behoeven geen verdere behandeling. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak voor een hernieuwde behandeling naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij het Hof de zaak in volle omvang moet behandelen en beslissen met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet worden toegekend.

Uitspraak

Nr. 38.210
22 november 2002
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 februari 2001, nr. 99/2386, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 593.000.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de afdeling Financiën van de gemeente Huizen bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Voor het Hof was in geschil of bij de onder 1 vermelde beschikking de waarde van belanghebbendes woning juist is vastgesteld. Het Hof heeft de heffingsambtenaar in het gelijk gesteld. Het heeft daartoe onder meer redengevend geoordeeld dat de heffingsambtenaar de waarde gemotiveerd heeft onderbouwd aan de hand van gecorrigeerde gerealiseerde verkoopcijfers van min of meer vergelijkbare woningen, in welk verband het Hof in zijn uitspraak onder meer melding maakt van door de heffingsambtenaar gestelde gecorrigeerde verkoopcijfers voor de woning e-straat 1 van ƒ 550.000 en voor de woning b-straat 1 van ƒ 520.000.
Bij zijn eerder in het geding gedane mondelinge uitspraak was het Hof tot dezelfde slotsom gekomen, evenwel blijkens het proces-verbaal van die mondelinge uitspraak op grond van andere verkoopcijfers voor de voormelde woningen, namelijk voor e-straat 1 ƒ 516.000 en voor b-straat 1 ƒ 604.000.
Aldus heeft het Hof bij de schriftelijke uitspraak zijn bij de mondelinge uitspraak gegeven motivering wezenlijk gewijzigd, waartoe het Hof niet de vrijheid had.
De daarop gerichte in het beroepschrift in cassatie besloten liggende klacht is gegrond. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwde behandeling van de zaak in volle omvang.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2002.