ECLI:NL:HR:2002:AF0963
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en vermogensvergelijking
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag bedroeg ƒ 6637 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van ƒ 6637 waarvan vijftig procent is kwijtgescholden. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de aanslag tot ƒ 5693.
De Hoge Raad behandelt de argumenten van belanghebbende en de Inspecteur met betrekking tot de vermogensvergelijking die door de Inspecteur is opgesteld. Belanghebbende betoogde dat de Inspecteur ten onrechte is uitgegaan van een kassaldo per 1 januari 1997 van nihil. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur bij de vermogensvergelijking had moeten uitgaan van de door hem geconstateerde werkelijke administratieve kassaldi. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof heeft miskend dat de naheffingsaanslag slechts kon worden verminderd als belanghebbende overtuigend had aangetoond dat deze op een te hoog bedrag was vastgesteld.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. De Hoge Raad concludeert dat de naheffingsaanslag niet te hoog is vastgesteld en dat de Inspecteur terecht is uitgegaan van de gegevens in de jaarstukken van belanghebbende. De zaak wordt afgedaan zonder veroordeling in de proceskosten.