ECLI:NL:HR:2002:AF0224

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/079HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Rotterdam op 12 juni 2002 een verzoek ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de opname van de verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. De Rechtbank heeft op 4 juli 2002 deze voorlopige machtiging verleend voor een periode tot uiterlijk 4 januari 2003. Verzoeker heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was gericht op vernietiging van de beschikking van de Rechtbank en verwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Rotterdam.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de raadsman van verzoeker niet de gelegenheid heeft gekregen om het woord te voeren tijdens de zitting op 4 juli 2002. Dit is een schending van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor. De Hoge Raad heeft daarom de beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 4 juli 2002 vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing terugverwezen naar die Rechtbank.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 13 december 2002 en is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein. De zaak betreft de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en de waarborgen die deze wet biedt voor de rechten van de betrokkenen.

Uitspraak

13 december 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/079HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 12 juni 2002 onder overlegging van een op 12 juni 2002 ondertekende geneeskundige verklaring een verzoek ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: verzoeker - in een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij beschikking van 4 juli 2002 heeft de Rechtbank de gevraagde voorlopige machtiging verleend voor een tijdvak tot uiterlijk 4 januari 2003.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de Rechtbank te Rotterdam.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De Hoge Raad zal eerst onderdeel 2 behandelen. Dit heeft betrekking op de gang van zaken op 4 juli 2002. Verzoeker zou toen, in het bijzijn van zijn raadsman alsmede de behandelend arts, worden gehoord naar aanleiding van het onder 1 vermelde verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging. Noch uit de bestreden beschikking, noch uit het proces-verbaal dat is opgemaakt van het op 4 juli 2002 gehouden verhoor blijkt, dat de raadsman bij deze gelegenheid het woord heeft gevoerd of daarvan heeft afgezien. Omtrent het horen vermeldt genoemd proces-verbaal slechts:
"Besloten is arts en betrokkene, in bijzijn van zijn raadsman, tegelijk te horen. Allereerst probeert de behandelend arts, drs. Kamp, de psychiatrische achtergrond van betrokkene te schetsen. Dit lukt hem niet, daar [betrokkene] hem na aanvang van zijn verklaring verschillende keren in het gezicht slaat en daarmee doorgaat tot zijn raadsman en een verpleegkundige hem dit beletten. Hierop wordt betrokkene overgeplaatst naar afdeling Laurenshof in het Delta psychiatrisch ziekenhuis te Poortugaal."
Uitgaande van dit een en ander moet het ervoor worden gehouden dat de raadsman niet de gelegenheid is geboden het woord te voeren, zodat het onderdeel terecht klaagt dat de beschikking van 4 juli 2002 waarbij de voorlopige machtiging werd verleend met schending van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor tot stand is gekomen.
3.2 De overige onderdelen behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 4 juli 2002;
verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar die Rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 december 2002.