ECLI:NL:HR:2002:AF0199
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie van een vordering tot schadevergoeding door Zürich Lebensversicherungs Gesellschaft
In deze zaak heeft Zürich Lebensversicherungs Gesellschaft (hierna: Zürich) op 5 en 6 december 1995 Rixtel Assuradeuren B.V., [betrokkene 1], [betrokkene 2], Hofstad Beheer B.V., [betrokkene 3] en [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Zürich vorderde een hoofdelijk veroordeling van de gedaagden tot betaling van schade, die door Zürich nader op te maken was bij staat, vermeerderd met kosten en gederfde rente vanaf 1 november 1995. De gedaagden, met uitzondering van Rixtel Assuradeuren B.V., [betrokkene 1] en [eiser], hebben de vordering bestreden, terwijl tegen hen verstek is verleend. De Rechtbank heeft op 14 augustus 1998 een vonnis gewezen waarin Rixtel B.V., [betrokkene 1], [eiser] en [betrokkene 3] zijn veroordeeld tot betaling van de schade aan Zürich, met de bepaling dat indien één van hen betaalt, de anderen zijn gekweten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. [Eiser] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 24 oktober 2000 het vonnis heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 20 december 2002.