ECLI:NL:HR:2002:AF0157

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/147HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • D.H. Beukenhorst
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake de verdeling van het vermogen van Containerland Trade B.V. i.o.

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarbij eisers tot cassatie, [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], in hoger beroep zijn gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de verdeling van het vermogen van de besloten vennootschap Containerland Trade B.V. i.o. en de kosten die door de betrokken partijen zijn gemaakt in het kader van deze vennootschap. De rechtsvoorgangster van de verweerster in cassatie, Logiflex, had eerder vorderingen ingesteld tegen de eisers, waarbij zij onder andere veroordelingen vroeg tot betaling van bedragen en de vaststelling van de verdeling van het vermogen. De Rechtbank te Assen had in eerdere vonnissen een comparitie van partijen gelast en de zaak naar de rol verwezen. Het Gerechtshof heeft in zijn arrest van 27 december 2000 het vonnis van de Rechtbank vernietigd, maar het voor het overige bekrachtigd en de zaak ter verdere beslissing verwezen. De eisers hebben cassatie ingesteld tegen dit arrest, waarbij zij onder andere aanvoeren dat het Hof ten onrechte bepaalde kosten niet heeft betrokken in de verdeling van het vermogen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde kosten niet voor verrekening in aanmerking komen. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens is Logiflex veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

13 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/147HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3], wonende te [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
LOGIFLEX B.V., voorheen [B] B.V., gevestigd te Hasselt,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
De rechtsvoorgangster van thans verweerster in cassatie - verder te noemen: Logiflex - heeft bij exploit van 12 oktober 1995 thans eisers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], dan wel gezamenlijk [eiser] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Assen en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. vast te stellen de verdeling van het vermogen van de besloten vennootschap Containerland Trade B.V. i.o. conform het rapport van accountant [betrokkene 1] d.d. 2 september 1993;
b. [eiser 1] te veroordelen tot het betalen aan Logiflex van een bedrag van ƒ 135.757,--, dan wel een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 1993 tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met een bedrag van ƒ 8.232,71 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met (0,25 x ƒ 2.539,23 =) ƒ 634,81 wegens kosten van deskundige bijstand, beide laatste bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
c. [eiser 2] te veroordelen tot betaling aan Logiflex van de door haar gemaakte kosten van deskundige bijstand ad ƒ 643,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
d. [eiser 3] te veroordelen tot het betalen aan Logiflex van ƒ 32.047,--, dan wel een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 1993 tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met een bedrag van ƒ 3.148,76 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met ƒ 634,81 wegens kosten van deskundige bijstand, beide laatste bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden en van hun kant in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Logiflex te veroordelen aan [eiser 1] te voldoen ƒ 80.146,04, aan [eiser 3] DM 10.054,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van het nemen van deze conclusie (21 november 1995) tot de dag der algehele voldoening.
Logiflex heeft in reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 18 maart 1997 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 10 maart 1998 de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen gelegenheid te geven zich nader uit te laten en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen het tussenvonnis van 10 maart 1998 hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Logiflex heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en bij memorie van grieven haar eis als volgt gewijzigd:
a. vast te stellen de verdeling van het vermogen van de besloten vennootschap Containerland Trade B.V. i.o. conform het rapport van accountant [betrokkene 1] d.d. 2 september 1993 en met inachtneming van het in deze memorie als productie 5 overgelegde aanvullende accountantsrapport van 3 december 1998;
b. [eiser 1] te veroordelen tot het betalen aan Logiflex van een bedrag van ƒ 140.917,--, dan wel een door het Hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 1993 tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met een bedrag van ƒ 8.232,71 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met ƒ 1.274,-- wegens kosten van deskundige bijstand, beide laatste bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot de dag der algehele voldoening;
c. [eiser 2] te veroordelen tot betaling aan Logiflex van de door haar gemaakte kosten van deskundige bijstand ad ƒ 422,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot de dag der algehele voldoening;
d. [eiser 3] te veroordelen tot het betalen aan Logiflex van ƒ 94.066,--, dan wel een door het Hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 1993 tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met een bedrag van ƒ 3.148,76 wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met ƒ 422,-- wegens kosten van deskundige bijstand, beide laatste bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot de dag der algehele voldoening.
[Eiser] c.s. hebben zich tegen de wijziging van eis verzet. Het Hof heeft bij arrest van 17 maart 1999 het verzet ongegrond verklaard.
Bij arrest van 27 december 2000 heeft het Hof:
in het principaal appel:
- het vonnis van de Rechtbank te Assen van 10 maart 1998 waarvan beroep vernietigd, voorzover daarin geen bewijsopdracht aan [eiser] c.s. is verstrekt, en in zoverre opnieuw rechtdoende [eiser] c.s. opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat er overleg is gevoerd tussen [eiser 1], [betrokkene 2] en [eiser 2] met de toenmalige raadsman van [A] B.V. om het in kort geding door [D] B.V. gelegd beslag "zo mogelijk ongedaan te maken", welk kort geding procedure ook het belang van [B] (thans Logiflex) diende;
- het vonnis van 10 maart 1998 waarvan beroep voor het overige bekrachtigd;
- de zaak naar die Rechtbank ter verdere beslissing verwezen;
in het incidenteel appel:
- het beroep verworpen, en
- de vordering van Logiflex voorzover deze in hoger beroep is vermeerderd afgewezen.
Het arrest van het Hof van 27 december 2000 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld arrest van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen Logiflex is verstek verleend.
[Eiser] c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot vernietiging van het bestreden arrest met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.
3.2 Het geschil betreft, kort gezegd, de vraag of bepaalde kosten wel of niet ten behoeve van de Containerland Trade B.V. i.o. (hierna: Trade) zijn gemaakt; partijen, [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en Logiflex, zouden met elkaar deze B.V. oprichten doch de oprichting is niet doorgegaan.
In cassatie gaat het voornamelijk om posten ten aanzien waarvan [eiser] c.s. in reconventie hebben gesteld, dat zij nog in de verdeling van het vermogen van Trade moesten worden betrokken, doch ten aanzien waarvan de Rechtbank heeft geoordeeld dat zij buiten de afrekening behoren te blijven. In het door [eiser] c.s. ingestelde hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat de posten [betrokkene 3], [betrokkene 4] en de accountantskosten niet in de verdeling moeten worden betrokken, de "nieuwe stellingen/verweren" van de kant van [eiser] c.s. inzake enkele posten in het rapport van accountantskantoor [C] met betrekking tot de samenstelling en de verdeling van het vermogen van Trade verworpen en [eiser] c.s. inzake de post advocaatkosten tot bewijs toegelaten. Het Hof heeft in het dictum van zijn arrest het tussenvonnis vernietigd, voorzover daarin geen bewijsopdracht aan [eiser] c.s. is verstrekt, het voor het overige bekrachtigd en de zaak naar de Rechtbank verwezen ter verdere beslissing.
3.3 De middelen I tot en met IV zijn gericht tegen de oordelen van het Hof met betrekking tot de posten [betrokkene 3], de accountantskosten, [betrokkene 4] en de nieuwe bezwaren tegen het accountantsrapport. Middel V klaagt over de (terug)verwijzing naar de Rechtbank.
3.4 Middel I is gericht tegen 's Hofs oordeel in rov. 5 dat niet is komen vast te staan dat [betrokkene 3] op enigerlei wijze een dienstverband met Trade heeft gehad. De onderdelen van het middel, tezamen beschouwd, strekken ten betoge dat in het licht van de stellingen van [eiser] c.s. niet begrijpelijk is dat het Hof de afwezigheid van een dienstverband met Trade zonder nadere motivering als beslissend heeft beschouwd voor het niet betrekken van de post [betrokkene 3] in de verdeling.
De in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.1.5 aangehaalde stellingen van [eiser] c.s. in hoger beroep laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat zij voor zover het de post [betrokkene 3] betreft aan hun vordering uitsluitend ten grondslag hebben gelegd dat [betrokkene 3] werkzaamheden ten behoeve van Trade heeft verricht. Hiervan uitgaande is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dat het Hof heeft geoordeeld dat deze post niet voor verrekening in aanmerking komt omdat niet is komen vast te staan dat [betrokkene 3] op enigerlei wijze een dienstverband met Trade heeft gehad. Het middel slaagt.
3.5 Middel III is gericht tegen 's Hofs oordeel in rov. 12 dat niet is komen vast te staan dat [betrokkene 4] in dienst van Trade is geweest en dat derhalve de daarmee samenhangende kosten voor de "groep" zijn - waarbij met de "groep" kennelijk bedoeld zijn de bij de oprichting van Trade betrokkenen tezamen -, alsmede dat voor het toelaten van [eiser] c.s. tot bewijs door getuigen geen plaats is, gezien het in algemene termen vervatte bewijsaanbod dat enkel strekt tot het doen horen van [betrokkene 4] als getuige.
Onderdeel 3.2 - onderdeel 3.1 bevat een inleiding - klaagt dat [eiser] c.s. hebben geduid dat bepaalde kosten door de groep zouden worden gedragen terwijl zij daarbij niet hebben gesteld dat [betrokkene 4] in dienst van Trade is geweest doch alleen hebben aangegeven dat, en waarom, diens kosten ten laste van de groep dienden te komen, waartoe en voor zoveel nodig zij een specifiek bewijsaanbod hebben gedaan.
De in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2.3 aangehaalde stellingen van [eiser] c.s. in hoger beroep laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat zij voor zover het de post [betrokkene 4] betreft aan hun vordering uitsluitend ten grondslag hebben gelegd dat [betrokkene 4] werkzaamheden ten behoeve van Trade heeft verricht. Hiervan uitgaande is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dat het Hof heeft geoordeeld dat deze post niet voor verrekening in aanmerking komt omdat niet is komen vast te staan dat [betrokkene 4] in dienst van Trade is geweest en dat derhalve de daarmee samenhangende kosten voor de groep zijn. De klacht slaagt. De overige klachten van dit middel behoeven geen bespreking.
3.6 De in de middelen II, IV en V aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. De beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 27 december 2000;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Logiflex in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 3.049,08 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 december 2002.