ECLI:NL:HR:2002:AF0076
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; beoordeling van voordelen uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, opgelegd aan belanghebbende, die als directeur van B B.V. en in dienstbetrekking bij C N.V. werkzaam was. De Belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 381.904, na bezwaar van belanghebbende, die in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de navorderingsaanslag verminderd tot ƒ 336.904, maar belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende een voordeel heeft genoten van ƒ 200.000 uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden. Dit voordeel was het resultaat van afspraken die belanghebbende had gemaakt met E en A, waarbij een bedrag van ƒ 200.000 aan D B.V. werd betaald voor werkzaamheden die in feite niet zijn verricht. De Hoge Raad bevestigt dat de betaling aan D B.V. een vermogensovergang met een eigen rechtsgrond met zich meebracht, en dat belanghebbende in 1993 een voordeel heeft genoten dat belastbaar is onder artikel 22, lid 1, letter b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De Hoge Raad verklaart het principale beroep van belanghebbende ongegrond en het incidentele beroep van de Staatssecretaris gegrond. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en de uitspraak van de Inspecteur wordt bevestigd. Dit arrest is gewezen op 8 november 2002.