ECLI:NL:HR:2002:AE9632
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor verkrachting met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld voor verkrachting door de Arrondissementsrechtbank te Roermond. De verdachte, geboren in Ethiopië en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zoetermeer, heeft op 6 juli 2001 beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 juli 2001. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij zij onder andere aanvoert dat er onduidelijkheid en onzekerheid bestond over de herkomst en juistheid van de telefoongegevens die tegen de verdachte zijn gebruikt. De verdediging verzocht om deze gegevens buiten beschouwing te laten en stelde dat het Openbaar Ministerie de rechten van de verdediging heeft gefrustreerd.
De Hoge Raad heeft de zaak op 17 september 2002 behandeld en vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van vier jaren naar drie jaren en tien maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de veroordeling voor verkrachting in stand blijft. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden, omdat er geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde waren. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een collegiaal orgaan, met W.J.M. Davids als voorzitter en vier andere raadsheren, en is op 10 december 2002 uitgesproken.