ECLI:NL:HR:2002:AE9399

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/098HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontbinding huurovereenkomst en ontruiming winkelruimte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een winkelruimte. De verweerder in cassatie, hierna aangeduid als [verweerder], had op 4 februari 2000 eiser tot cassatie, hierna aangeduid als [eiser], gedagvaard voor de Kantonrechter te Utrecht. De vordering van [verweerder] was gericht op de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de winkelruimte en bijbehorende woonruimte gelegen aan [a-straat 1] te [woonplaats]. De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 4 oktober 2000 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 21 februari 2001 de vordering, met uitzondering van een bedrag van ƒ 101,80, toegewezen.

Tegen deze vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht, waar [verweerder] incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De Rechtbank heeft op 19 december 2001 in het principaal en incidenteel beroep beide vonnissen waarvan beroep bekrachtigd. Hierna heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de cassatiedagvaarding aan het arrest gehecht en vastgesteld dat tegen [verweerder] verstek is verleend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep inderdaad verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

29 november 2002
Eerste Kamer
Nr. C02/098HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploit van 4 februari 2000 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Kantonrechter te Utrecht en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [eiser] te veroordelen de winkelruimte en bijbehorende woonruimte staande en gelegen te [woonplaats] aan de [a-straat 1] met al wie en al wat zich daarin vanwege gedaagde bevindt binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [verweerder] te stellen met machtiging van deze om de ontruiming zonodig zelf en op kosten van [eiser] uit te voeren met behulp van de sterke arm van politie en justitie, alsmede [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 101,80 vanaf 22 juni 1999 tot aan de dag van de ontruiming, alsmede [eiser] te veroordelen om aan [verweerder] ter zake van huur te betalen een bedrag van ƒ 1.527,-- per maand totdat de huurovereenkomst is ontbonden en ter zake van schadevergoeding te betalen een bedrag van ƒ 1.527,-- per maand vanaf de dag van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag van de ontruiming alsmede een bedrag van ƒ 1.527,-- per maand vanaf de dag van de ontruiming tot 1 september 2001.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 4 oktober 2000 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 21 februari 2001 de vordering behoudens de post van ƒ 101,80 toegewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 19 december 2001 heeft de Rechtbank in het principaal en incidenteel beroep beide vonnissen waarvan beroep bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest
gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 29 november 2002.