ECLI:NL:HR:2002:AE9397

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/346HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot nakoming van verplichtingen uit overeenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres], eertijds handelend onder de naam DREAM DRESS, en [verweerster]. De zaak begon met een dagvaarding door [verweerster] op 31 mei 1995, waarin zij [eiseres] aansprakelijk stelde voor verplichtingen die voortvloeiden uit overeenkomsten die Limo B.V. en/of Creatie Libel B.V. op 6 mei 1992 waren aangegaan. [Verweerster] vorderde een verklaring voor recht en een schadevergoeding van ƒ 79.720,25, vermeerderd met rente en kosten. [Eiseres] heeft de vordering bestreden, wat leidde tot een reeks tussenvonnissen van de Rechtbank te Breda, waaronder deskundigenonderzoeken en een eindvonnis op 6 januari 1998 waarin de vordering werd afgewezen.

[Verweerster] ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar zij haar vordering verminderde na een schikking in een andere procedure. Het Hof verklaarde [verweerster] niet-ontvankelijk in haar appel voor bepaalde vonnissen, maar vernietigde het eindvonnis van de Rechtbank en veroordeelde [eiseres] tot betaling van ƒ 79.720,25 en ƒ 15.000,--, vermeerderd met wettelijke rente. [Eiseres] heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] op nihil werden begroot.

Uitspraak

13 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/346HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], eertijds zaakdoende onder de naam DREAM DRESS, gevestigd te Roosendaal,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploit van 31 mei 1995 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, voorzover wettelijk geoorloofd uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [eiseres] persoonlijk gehouden is jegens [verweerster] na te komen de verplichtingen die Limo B.V. en/of Creatie Libel B.V. op 6 mei 1992 zijn aangegaan en voorts [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te voldoen een bedrag van ƒ 79.720,25, te vermeerderen met de door ABN-AMRO Bank N.V. in rekening te brengen rente en kosten vanaf 14 februari 1995 tot aan de dag der algehele voldoening, zulks met een maximum van ƒ 70.000,-- voorzover het betreft de vordering van de Bank zelf, thans groot in hoofdsom ƒ 31.552,44.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
Na een tussenvonnis van 2 januari 1996 heeft de Rechtbank bij tussenvonnissen van 4 juni 1996 en 30 juli 1996 een deskundigenonderzoek gelast en een aantal vragen geformuleerd.
Na depot van het deskundigenbericht heeft [verweerster] voorwaardelijk haar eis vermeerderd en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, naast hetgeen reeds is gevorderd, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te voldoen een bedrag van ƒ 24.371,24 te vermeerderen met de wettelijke rente over ƒ 14.812,50 vanaf 22 juli 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, indien en voorzover dit bedrag wordt toegewezen aan [betrokkene 1] in de door [betrokkene 1] jegens [verweerster] aanhangig gemaakte procedure bij de Rechtbank te Zwolle van 31 juli 1996. Voorts heeft zij gevorderd [eiseres] te veroordelen in de kosten van de deskundige ten bedrage van ƒ 11.162,50 inclusief BTW.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 24 juni 1997 een aanvullend deskundigenonderzoek gelast en twee vragen geformuleerd.
Na depot van het aanvullend deskundigenbericht heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 6 januari 1998 de vordering afgewezen.
Tegen de vijf vermelde vonnissen heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft zij, nu in de procedure met [betrokkene 1] een schikking is bereikt, haar vordering in zoverre verminderd en tevens gevorderd [eiseres] te veroordelen tot betaling van ƒ 15.000,--.
Bij arrest van 29 februari 2000 heeft het Hof [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard in haar appel voor zover dit betreft de vonnissen van de Rechtbank te Breda van 2 januari 1996, 4 juni 1996, 30 juli 1996 en 24 juli 1997, vernietigd het vonnis van die Rechtbank van 6 januari 1998, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende [eiseres] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen het bedrag van ƒ 79.720,25, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 31.552,44 vanaf 14 februari 1995 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts tot betaling van een bedrag van ƒ 15.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 1997 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de Rechtbank [verweerster] in de gelegenheid gesteld de in rov. 4.12 verzochte informatie te verstrekken, de zaak daartoe naar de rol verwezen, en met betrekking tot de proceskosten iedere beslissing aangehouden.
Het arrest van het Hof van 29 februari 2000 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 13 december 2002.