20 december 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/062HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
1. [Eiseres 1], gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3], wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, incidenteel verweerders,
advocaat: mr. E. Grabandt,
1. SNS BANK NEDERLAND N.V.,
2. SNS BANK BRABANT/RIVIERENLAND N.V.,
beide gevestigd te 's-Hertogenbosch,
VERWEERSTERS in cassatie, incidenteel eiseressen,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - zowel tezamen als ieder afzonderlijk verder te noemen: [eiser] - hebben bij exploit van 27 december 1995 verweersters in cassatie - zowel tezamen als ieder afzonderlijk verder te noemen: SNS Bank - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en - na wijziging van eis bij conclusie van repliek - gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat SNS Bank aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkomingen van SNS Bank, hierin bestaande dat SNS Bank heeft verzuimd vóór of uiterlijk primair op 13 juni 1995, subsidiair op een door de Rechtbank te bepalen datum, aan [eiser] mede te delen dat de cheque van Allegro Lebensmittelgrosshandel GmbH d.d. 23 mei 1995 ongedekt was en voorts heeft verzuimd aan [eiser] vóór of uiterlijk primair op 5 juli 1995, subsidiair op een door de Rechtbank te bepalen datum, mede te delen dat de cheque van Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH d.d. 22 juni 1995 ongedekt was, zulks met veroordeling van SNS Bank hoofdelijk, althans ieder dan wel één van hen afzonderlijk tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
SNS Bank heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 5 december 1997 de primaire vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft SNS Bank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiser] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 26 oktober 1999 heeft het Hof in het principaal en incidenteel appel SNS Bank bewijslevering opgedragen. Na enquête heeft het Hof bij eindarrest van 14 november 2000 in het principaal en incidenteel appel:
- het vonnis waarvan beroep vernietigd;
- voor recht verklaard dat SNS Bank voor 50% aansprakelijk is voor de schade aan [eiser] ter zake (a) dat zij niet uiterlijk op 18 juni 1995 aan [eiser] meedeelde dat de door Allegro Lebensmittelgrosshandel GmbH uitgegeven en op 23 mei 1995 aan haar aangeboden cheque ongedekt was, nadat de betrokken Duitse bank aan de correspondent van de bank op 7 juni 1995 reeds van dit feit deed weten, en (b) dat zij niet uiterlijk op 9 juli 1995 aan [eiser] meedeelde dat de door Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH uitgegeven en op 23 juni 1995 aan de bank ter incasso aangeboden cheque ongedekt was nadat de betrokken Duitse bank aan de correspondent van de bank reeds op 29 juni 1995 reeds van dit feit deed weten;
- SNS Bank veroordeeld tot schadevergoeding ter zake, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, 27 december 1995, tot aan die van voldoening, en
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
Beide arresten van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. SNS Bank heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Als fruithandelaar (grossier) verkocht en leverde [eiser] sinds begin 1995 onder meer fruit aan twee in Duitsland gevestigde bedrijven, Allegro Lebensmittel-grosshandels GmbH te Düren (hierna: Allegro) en Impex Lebensmittel- und Fleischgrosshandels GmbH te Wesel (hierna: Impex). Deze bedrijven betaalden met cheques die [eiser] ter incasso aanbood bij haar vaste bank, SNS Bank, bij wie zij een omvangrijk kredietarrangement had. Na ontvangst van een cheque crediteerde SNS Bank, onder gewoon voorbehoud, [eiser] meteen en zond zij de cheque ter afwikkeling naar haar correspondent in Duitsland, American Express. Zulks geschiedde ook met een op 23 mei 1995 door [eiser] aan SNS Bank aangeboden, door Allegro op die dag uitgeschreven cheque ten bedrage van DM 23.478,10. Op 7 juni 1995 berichtte de betrokken bank in Duitsland American Express dat de cheque ongedekt was; zij weigerde betaling. Op 30 juni 1995 heeft SNS Bank op die grond de rekening-courant van [eiser] gedebiteerd met de Nederlandse tegenwaarde van DM 23.478,10. In de periode van 13 juni 1995 tot 30 juni 1995 heeft [eiser] nog voor DM 172.760,89 aan Allegro geleverd. Deze leveringen zijn alle onbetaald gebleven doordat de daarbij behorende cheques eveneens ongedekt bleken te zijn.
Hetzelfde geschiedde met soortgelijke leveringen van [eiser] aan Impex. Een door [eiser] op 23 juni 1995 aan SNS Bank aangeboden cheque van 22 juni 1995 ten bedrage van DM 43.503,86 van Impex werd aanvankelijk op zijn rekening gecrediteerd, maar op 24 juli 1995 weer gedebiteerd wegens het ontbreken van dekking. In dit geval had de bank van uitgifte op 29 juni 1995 aan American Express meegedeeld dat dekking ontbrak. [Eiser] heeft na 5 juli 1995 nog voor DM 324.035,79 aan Impex geleverd en niet betaald gekregen.
3.2 [Eiser] heeft haar onder 1 weergegeven vorderingen gebaseerd op deze feiten en de stelling dat SNS Bank haar eerder, in ieder geval binnen vier dagen na de mededeling van de betrokken bank aan American Express - dat wil zeggen uiterlijk op 13 juni respectievelijk 5 juli 1995 - op de hoogte had kunnen en moeten stellen van het ongedekt zijn van de cheques, in welk geval zij, [eiser], niet zou zijn doorgegaan met leveringen aan Allegro en Impex tegen betaling met cheques. Door haar niet tijdig op de hoogte te stellen is SNS Bank volgens [eiser] toerekenbaar jegens haar tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen. De Rechtbank heeft de vorderingen op deze grondslag toegewezen.
3.3 Het Hof heeft in zijn tussenarrest geoordeeld dat SNS Bank onzorgvuldig jegens [eiser] heeft gehandeld door haar pas door debitering van haar rekening op 30 juni respectievelijk 24 juli 1995 mee te delen dat de cheques ongedekt waren nadat (de hulppersoon van) SNS Bank daarvan al op 7 juni respectievelijk 23 (bedoeld zal zijn: 29) juni daaraan voorafgaand in kennis was gesteld, voorshands in het midden gelaten wat een redelijke termijn voor zo'n mededeling is, en in verband met het door SNS Bank gevoerde verweer van "eigen schuld" aan de kant van [eiser], SNS Bank een bewijsopdracht gegeven met betrekking tot eerdere waarschuwingen die [eiser] zou hebben gekregen. Bij eindarrest heeft het Hof geoordeeld dat SNS Bank niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. Voorts heeft het Hof zijn in het tussenarrest gegeven oordeel dat SNS Bank in beginsel aansprakelijk is, gespecificeerd in die zin dat "nu het hier gaat om op een buitenlandse bank getrokken cheques deze aansprakelijkheid geldt voor zoveel aan [eiser] schade is opgekomen na de tiende dag na die van de aanbieding van de cheques aan de bank" (rov. 8.3). Volgens het dictum van het arrest brengt dit mee dat SNS Bank aansprakelijk is vanaf 18 juni 1995 respectievelijk 9 juli 1995. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat omstandigheden aan de kant van [eiser], vermeld in zijn rov. 8.4, in even grote mate aan de veroorzaking van de schade hebben bijgedragen als de onzorgvuldigheid van SNS Bank, zodat SNS Bank aansprakelijk is voor 50% van de schade.
4. Ontvankelijkheid van het beroep voorzover gericht tegen het arrest van het Hof van 26 oktober 1999
Nu het middel geen klachten richt tegen voormeld arrest, moet [eiser] in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep.
5. Beoordeling van het middel in het principale beroep
5.1 De onderdelen 1 en 3 bestrijden het hiervoor in 3.3 weergegeven oordeel van het Hof in rov. 8.3 met betrekking tot de termijn voor mededeling van het ongedekt zijn van de cheques en de daaruit in het dictum van zijn eindarrest afgeleide beslissing. Deze onderdelen zijn gegrond.
5.2 Onderdeel 3 klaagt terecht over onbegrijpelijkheid van dit oordeel in verband met het dictum van het eindarrest. In rov. 8.3 spreekt het Hof over de tiende dag na de aanbieding van de cheque aan de bank, maar daarmee zijn de in het dictum vermelde data niet te rijmen, ongeacht of het Hof met "de bank" hier doelt op SNS Bank, zoals verder in zijn arrest, of - zoals mede gezien het zinsverband voor de hand ligt - de betrokken buitenlandse bank. In de tweede plaats is het oordeel in beide lezingen onbegrijpelijk in het licht van het debat van partijen, dat ging over de vraag binnen hoeveel dagen na de mededeling (van de buitenlandse bank van uitgifte aan American Express) dat de cheques ongedekt waren, SNS Bank [eiser] daarvan op de hoogte diende te stellen, en niet binnen hoeveel dagen na de aanbieding van de cheques door [eiser] aan SNS Bank of door deze laatste aan de buitenlandse bank.
5.3 Onderdeel 1 klaagt terecht over onvoldoende motivering van het oordeel dat SNS Bank (pas) onzorgvuldig heeft gehandeld door [eiser] niet binnen tien dagen na de aanbieding van de cheques "aan de bank" op de hoogte te stellen van het ongedekt zijn, in plaats van (al) binnen vier dagen nadat dit aan American Express bekend werd, zoals [eiser] aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd. Het Hof heeft dit oordeel uitsluitend gemotiveerd met de overweging dat het hier gaat om op een buitenlandse bank getrokken cheques, maar die enkele omstandigheid kan dit oordeel - daargelaten nu welke dag het Hof als begin van de termijn van tien dagen aanmerkt; zie hiervoor onder 5.2 - niet rechtvaardigen, zulks reeds in het licht van de door [eiser] voor het Hof aangevoerde mogelijkheid van berichtgeving per swiftfax of telefax en haar stelling dat de cheques binnen zes respectievelijk vier dagen van SNS Bank bij de in Duitsland gevestigde bank van uitgifte aangekomen zijn, zodat niet valt in te zien waarom de terugweg langer zou moeten duren.
5.4 Onderdeel 2 betreft het oordeel van het Hof in rov. 8.5 dat SNS Bank slechts voor 50% van de schade van [eiser] aansprakelijk is. Een van de door het Hof in rov. 8.4 vermelde omstandigheden waarop dat oordeel berust, is dat - naar in cassatie onbestreden is - [eiser] reeds in april 1995 met een ongedekte cheque van Allegro werd geconfronteerd, die vervolgens gedeeltelijk contant en gedeeltelijk via een andere bank dan de huisbank van Allegro is voldaan. Nu het Hof bij zijn oordeel dat 50% van de door [eiser] geleden schade voor haar rekening moet blijven, geen onderscheid maakt tussen schade ten gevolge van later onbetaald gebleven transacties met Allegro en schade ten gevolge van zodanige transacties met Impex, moet aangenomen worden dat het Hof in dit verband ook met betrekking tot schade ten gevolge van transacties met Impex betekenis heeft toegekend aan de hier bedoelde omstandigheid. Het onderdeel klaagt terecht dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom deze uitsluitend Allegro betreffende omstandigheid kan bijdragen aan het hier aan de orde zijnde oordeel voorzover dat schade ten gevolge van later onbetaald gebleven transacties met Impex betreft. Ook dit onderdeel is derhalve gegrond.
6. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
In verband met de gegrondbevinding van het middel in het principale beroep kan het middel bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in haar beroep voorzover het is gericht tegen het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 oktober 1999;
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 november 2000;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het Gerechtshof te Arnhem;
veroordeelt SNS Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 344,95 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt SNS Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 20 december 2002.