ECLI:NL:HR:2002:AE9358
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en kosten van verhuizing
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 september 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 67.233. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur deze gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de zaak en beoordeelt de gronden van het cassatieberoep. Het Hof had geoordeeld dat er geen sprake was van kosten van verhuizing zoals bedoeld in artikel 36, lid 2, aanhef en letter d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat belanghebbende, ondanks het volgen van een opleiding in R, in Z is blijven wonen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de klacht dat het Hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet buiten de rechtsstrijd is getreden, omdat het bij zijn oordeel is uitgegaan van alle relevante feiten die tussen partijen als onbetwist stonden. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2002.