ECLI:NL:HR:2002:AE9358

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37620
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • P.J. van Amersfoort
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en kosten van verhuizing

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 september 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 67.233. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur deze gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

De Hoge Raad behandelt de zaak en beoordeelt de gronden van het cassatieberoep. Het Hof had geoordeeld dat er geen sprake was van kosten van verhuizing zoals bedoeld in artikel 36, lid 2, aanhef en letter d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat belanghebbende, ondanks het volgen van een opleiding in R, in Z is blijven wonen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is.

Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de klacht dat het Hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet buiten de rechtsstrijd is getreden, omdat het bij zijn oordeel is uitgegaan van alle relevante feiten die tussen partijen als onbetwist stonden. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2002.

Uitspraak

Nr. 37.620
25 oktober 2002
WM
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 september 2001, nr. 82/00, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 67.233, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat geen sprake is van kosten van verhuizing als bedoeld in artikel 36, lid 2, aanhef en letter d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, aangezien belanghebbende ook in het jaar waarin zij in R werkte en aldaar een opleiding genoot, in Z is blijven wonen, zodat niet gezegd kan worden dat belanghebbende is verhuisd van Z naar R. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Voorzover het middel zich tegen dit oordeel richt, faalt het derhalve.
3.2. Het middel klaagt er voorts over dat het Hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door zich niet te beperken tot beantwoording van de vraag of het niet overbrengen van de volledige inboedel met zich brengt dat hier geen sprake is van een verhuizing. Deze klacht miskent dat het Hof door bij zijn voormeld oordeel uit te gaan van alle onder 2.2 van zijn uitspraak vermelde feiten niet buiten de rechtsstrijd is getreden, nu deze feiten, naar 's Hofs in cassatie niet bestreden vaststelling, tussen partijen als onbetwist dan wel onvoldoende betwist vaststonden. Het middel faalt derhalve ook voor het overige.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2002.