ECLI:NL:HR:2002:AE9239
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake vennootschapsbelastingschulden en garanties
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerder vonnis van de Rechtbank te Rotterdam en een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], had verweerders in cassatie, [verweerder 1] en [verweerster 2], gedagvaard voor de Rechtbank, waarbij hij vorderingen had ingesteld op basis van vermeende tekortkomingen in de nakoming van contractuele verplichtingen. De Rechtbank had de vorderingen van [eiser] afgewezen, wat door het Gerechtshof in hoger beroep werd bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vordering van [eiser] niet toewijsbaar was, met name met betrekking tot de garanties die waren gegeven over vennootschapsbelastingschulden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.685,67 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.