ECLI:NL:HR:2002:AE9053
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad vernietigt uitspraak Hof over schadevergoedingsmaatregel en vervangende hechtenis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Iran en destijds gedetineerd, was eerder door de Rechtbank te Haarlem veroordeeld voor diefstal met geweld, waarbij hij samen met twee anderen betrokken was. De Rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en daarnaast een schadevergoedingsmaatregel van ƒ 2.350,-- aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 16 dagen bij niet-betaling.
Het Gerechtshof bevestigde het vonnis van de Rechtbank, maar verhoogde de vervangende hechtenis tot 22 dagen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had bepaald dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet kon plaatsvinden indien de verdachte ƒ 783,33 had voldaan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar verwierp het beroep voor het overige. De Hoge Raad benadrukte dat de vervangende hechtenis betrekking heeft op de volledige betalingsverplichting en dat de rechter bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel rekening moet houden met de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte en zijn mededaders.
De Hoge Raad concludeerde dat de beslissing van het Hof niet in stand kon blijven, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. De zaak benadrukt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht, met name artikel 36f, dat de mogelijkheid van schadevergoeding en vervangende hechtenis regelt. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van schadevergoedingsmaatregelen in strafzaken, vooral in gevallen van hoofdelijke aansprakelijkheid.