ECLI:NL:HR:2002:AE8971
Hoge Raad
- Kort geding
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en de toerekening van een pand aan privé-vermogen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende had voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde. De Staatssecretaris stelde hiertegen beroep in cassatie in. De belanghebbende diende een verweerschrift in en stelde voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie in, waarbij zij een klacht aanvoerde. De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende de grenzen der redelijkheid niet had overschreden door het pand in zijn geheel tot haar privé-vermogen te rekenen. Het Hof had geoordeeld dat het pand niet in twee afzonderlijke gedeelten gesplitst kon worden, waardoor het winkelgedeelte niet verplicht tot het ondernemingsvermogen behoorde. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond, en oordeelde dat het incidentele beroep van de belanghebbende geen behandeling behoeft, omdat het principale beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van het Hof leidde. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en legde een griffierecht op van € 327 aan de Staat.