ECLI:NL:HR:2002:AE8903
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in cassatie met verwijzing naar het Gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor verschillende zedendelicten. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die niet in beroep ging tegen de vrijspraak voor enkele andere tenlastegelegde feiten. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot vernietiging van de strafoplegging, maar alleen wat betreft de straf, en verzocht om verwijzing naar een aangrenzend hof voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had ingegaan op het verweer van de verdachte dat hij niet geschikt was voor detentie, gezien zijn blindheid en de gevolgen daarvan voor zijn functioneren in de gevangenis. De Hoge Raad benadrukte dat in gevallen waarin de verdachte gemotiveerd aanvoert niet in staat te zijn om gevangenisstraf te ondergaan, de rechter verantwoording moet afleggen over zijn oordeel. Aangezien deze verantwoording ontbrak in de bestreden uitspraak, was de strafoplegging niet naar de eisen van de wet met redenen omkleed.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het opleggen van een straf.