ECLI:NL:HR:2002:AE8206
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en rentederving na beslaglegging
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [Eiser 1] en [Eiseres 2], Belin B.V. gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem, waarbij zij schadevergoeding vorderden na een onrechtmatige beslaglegging door Belin. De eisers vorderden in eerste instantie een bedrag van ƒ 49.141,--, vermeerderd met wettelijke rente, en hebben hun vordering later verhoogd met extra bedragen voor gederfde rente en verzekeringspremies. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 20 mei 1999 en een eindvonnis van 5 augustus 1999 Belin veroordeeld tot betaling van ƒ 29.058,--, maar Belin ging in hoger beroep tegen deze vonnissen. Het Gerechtshof te Arnhem heeft op 12 december 2000 het eindvonnis van de Rechtbank vernietigd en Belin veroordeeld tot betaling van een lager bedrag aan [Eiser 1]. Tegen deze uitspraak hebben eisers cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Gerechtshof ten onrechte heeft geoordeeld dat de gestelde rentederving niet voor vergoeding in aanmerking komt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens wordt Belin veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 462,53 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een vijfkoppige kamer, onder leiding van vice-president P. Neleman, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2002.