ECLI:NL:HR:2002:AE8175
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding en inkomensderving in een civiele procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], had een schadevergoeding geëist van de verweerder, aangeduid als [verweerder], naar aanleiding van een eerdere veroordeling door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een complexe schadestaatprocedure die voortkwam uit een eerdere wanprestatie door [verweerder]. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, nadat het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 augustus 2000 werd vernietigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de vorderingen van [eiser] niet volledig konden worden toegewezen, omdat het Hof onvoldoende rekening had gehouden met de ondernemingsrisico's en de omstandigheden waaronder [eiser] zijn schade had geleden. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan [verweerder] opgelegd, waarbij de kosten aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 4.355,41 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris. In het incidentele beroep van [verweerder] werd het beroep verworpen, en ook hier werden de kosten aan [verweerder] opgelegd.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door lagere rechters bij het toekennen van schadevergoedingen en het vaststellen van inkomensderving. De zaak illustreert ook de complexiteit van civiele procedures en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsontwikkeling en rechtseenheid.