ECLI:NL:HR:2002:AE8157
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en buitengewone lasten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 werd verminderd. De belanghebbende had een aanslag ontvangen op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 130.480, maar na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 128.813. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
De Hoge Raad beoordeelt de vraag of de betalingen die de belanghebbende ter ondersteuning van zijn moeder heeft gedaan, moeten worden aangemerkt als uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van zijn moeder. Het Hof had deze betalingen als zodanig gekwalificeerd, en de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste opvatting van de relevante wetgeving. De Hoge Raad wijst erop dat de opvatting dat uitgaven in geld alleen kunnen worden aangemerkt als deze rechtstreeks aan de ondersteunde worden gedaan, onjuist is.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 27 september 2002 door de raadsheren L. Monné, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma. Van de Staat wordt een griffierecht geheven van € 327.