ECLI:NL:HR:2002:AE8151

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37140
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot subjectieve besparing

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die betrekking heeft op een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, opgelegd aan wijlen X. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 35.735, maar na bezwaar van de belanghebbende had de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Het Hof had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot ƒ 28.031. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij de beoordeling van de subjectieve besparing op de kosten van huisvesting en voeding van de belastingplichtige een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. Het Hof had moeten schatten op basis van algemeen bekende gegevens van vergelijkbare personen, in plaats van de besparing naar redelijkheid en billijkheid te schatten. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2002.

Uitspraak

Nr. 37.140
27 september 2002
cl
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 13 april 2001, nr. 99/0382, betreffende na te melden aan wijlen X opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Ten name van X is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.735, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Tegen die uitspraak is beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 28.031. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Onder 2.1 vermeldt het Hof dat belanghebbende in februari 1993 is opgenomen in een verzorgingstehuis, en in december 1999 is overleden; onder 4.3 dat belanghebbende niet kan aangeven hoe groot de kosten van huisvesting en voeding vóór de opname waren. Kennelijk, en niet onbegrijpelijk, heeft het Hof hieruit afgeleid dat mede als gevolg van het tijdsverloop sedert de opname in het verzorgingstehuis geen concrete gegevens omtrent de subjectieve besparing op de kosten van huisvesting en voeding voorhanden zijn.
3.2. Anders dan het middel betoogt, diende de omvang van die besparing onder evenvermelde omstandigheid te worden bepaald door deze in redelijkheid te schatten aan de hand van algemeen bekende gegevens met betrekking tot personen die niet in een verzorgingstehuis zijn opgenomen maar overigens in dezelfde omstandigheden en in dezelfde inkomens- en vermogenspositie verkeren als de belastingplichtige (HR 9 november 2001, nr. 36331, BNB 2002/39).
3.3. Het Hof heeft de omvang van de besparing echter niet op voormelde wijze, doch naar redelijkheid en billijkheid geschat, en heeft aldus blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. 's Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2002.