ECLI:NL:HR:2002:AE7863

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37461
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • J.W. van den Berge
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over aanslagen in baatbelasting riolering gemeente Leusden

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden (hierna: B en W) tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 mei 2001. De zaak betreft twee aanslagen in de baatbelasting riolering voor de onroerende zaken gelegen aan de a-straat 8a en a-straat 9 te Z, gemeente Leusden. De aanslagen, ter hoogte van ƒ 3140 en ƒ 4680, werden opgelegd aan belanghebbende en zijn na bezwaar door het hoofd van de afdeling Financiën, Planning en Control van de gemeente Leusden gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslagen en de eerdere uitspraak vernietigde.

B en W hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof. In het cassatieberoep wordt betoogd dat het Hof op onjuiste of onbegrijpelijke gronden heeft beslist, met name met betrekking tot het Bekostigingsbesluit riolering buitengebied gemeente Leusden. Het Hof had geoordeeld dat dit besluit geen aanwijzing geeft over de mate waarin lasten van voorzieningen op de eigenaren van gebate onroerende zaken verhaald zullen worden. Het eerste middel in cassatie faalt, omdat het Bekostigingsbesluit niet de benodigde informatie biedt over de lasten van de voorzieningen in het deelgebied, waardoor de Verordening baatbelasting riolering a-straat I onverbindend is verklaard.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep van B en W ongegrond is. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 20 september 2002 door de vice-president E. Korthals Altes, samen met de raadsheren J.W. van den Berge en A.R. Leemreis, in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 37.461
20 september 2002
WM
gewezen op het beroep in cassatie van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden (hierna: B en W) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 mei 2001, nr. P00/00367, betreffende na te melden aan X te Z, gemeente Leusden, opgelegde aanslagen in de baatbelasting van de gemeente Leusden.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaken a-straat 8a en a-straat 9 te Z, gemeente Leusden, twee op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de baatbelasting riolering a-straat I van de gemeente Leusden opgelegd ten bedrage van ƒ 3140 respectievelijk ƒ 4680, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling Financiën, Planning en Control van de gemeente Leusden zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak alsmede de aanslagen vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
B en W hebben tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
Het eerste middel betoogt dat het Hof op onjuiste of onbegrijpelijke gronden heeft beslist, in het bijzonder door in rechtsoverweging 6.2 te oordelen dat het Bekostigingsbesluit riolering buitengebied gemeente Leusden (hierna: het Bekostigingsbesluit) geen aanwijzing geeft over de mate waarin de lasten van de voorzieningen in een deelgebied zullen worden verhaald op de eigenaren en andere rechthebbenden van de in dat deelgebied gelegen gebate onroerende zaken, en dat daaraan niet afdoet dat in het Bekostigingsbesluit een vast bedrag per onroerende zaak wordt vermeld omdat zonder vermelding van de lasten van de voorzieningen van het deelgebied geen inzicht wordt geboden dat nodig is voor de beantwoording van de vraag of nog sprake is van een baatbelasting waarvan de opbrengst niet hoger is dan die lasten.
Het middel faalt. Het Bekostigingsbesluit vermeldt niet de lasten van de voorzieningen in het deelgebied waarop de Verordening baatbelasting riolering a-straat I (hierna: de Verordening) van toepassing is. Als gevolg daarvan blijkt uit het Bekostigingsbesluit, hoewel het wél vermeldt voor welk bedrag aan baatbelasting elke eigenaar en andere rechthebbende van een gebate onroerende zaak zal worden aangeslagen, niet de mate waarin op elke eigenaar en andere rechthebbende van een in dit deelgebied gelegen gebate onroerende zaak de lasten van de voorzieningen zullen worden verhaald. Het Hof heeft derhalve terecht geoordeeld dat het Bekostigingsbesluit niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet en dat de Verordening mitsdien onverbindend is. Hieruit volgt dat ook het tweede middel faalt.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2002.
Van de gemeente Leusden wordt ter zake van het door B en W ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 327.