ECLI:NL:HR:2002:AE7859
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding bij intrekking beroep inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 mei 2001, nr. BK-00/02220. Het betreft een verzoek om veroordeling in de proceskosten na de intrekking van een beroep betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. Het Hof heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, die echter na de gestelde termijn is ingediend, waardoor de Hoge Raad hier geen acht op slaat.
Belanghebbende stelt dat het Hof ten onrechte niet heeft geoordeeld over de mogelijkheid van schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht niet tot cassatie kan leiden, omdat de wetsbepaling alleen van toepassing is bij gegrondverklaring van het beroep. Aangezien belanghebbende zijn beroep heeft ingetrokken, had het Hof geen bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen.
Daarnaast kan de klacht over het niet toekennen van proceskostenvergoeding ook niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad stelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, deze klacht geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond.