ECLI:NL:HR:2002:AE7859

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37244
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • L. Monné
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenvergoeding bij intrekking beroep inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 mei 2001, nr. BK-00/02220. Het betreft een verzoek om veroordeling in de proceskosten na de intrekking van een beroep betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. Het Hof heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, die echter na de gestelde termijn is ingediend, waardoor de Hoge Raad hier geen acht op slaat.

Belanghebbende stelt dat het Hof ten onrechte niet heeft geoordeeld over de mogelijkheid van schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelt dat deze klacht niet tot cassatie kan leiden, omdat de wetsbepaling alleen van toepassing is bij gegrondverklaring van het beroep. Aangezien belanghebbende zijn beroep heeft ingetrokken, had het Hof geen bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen.

Daarnaast kan de klacht over het niet toekennen van proceskostenvergoeding ook niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad stelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, deze klacht geen nadere motivering behoeft, omdat het niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

Nr. 37.244
20 september 2002
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 mei 2001, nr. BK-00/02220, betreffende na te melden verzoek om een veroordeling in de proceskosten.
1. Geding voor het Hof
Bij de intrekking van het beroep betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 is het verzoek gedaan om de Inspecteur te veroordelen in de kosten van het geding voor het Hof.
Het Hof heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3. Beoordeling van de klachten
Belanghebbende klaagt dat het Hof zich ten onrechte niet heeft uitgesproken over de vraag of hij in aanmerking zou kunnen komen voor schadevergoeding op grond van artikel 8:73 Awb. De klacht kan bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden, omdat die wetsbepaling de rechter slechts in geval van gegrondverklaring van het beroep de bevoegdheid geeft om, zo daartoe gronden zijn, schadevergoeding toe te kennen. In het onderhavige geval heeft belanghebbende zijn beroep ingetrokken, zodat aan het Hof voormelde bevoegdheid niet toekwam.
De klacht dat het Hof ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend, kan evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2002.