ECLI:NL:HR:2002:AE7703
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam in een strafzaak betreffende opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
Op 22 oktober 2002 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 november 1996 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De verdachte had een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd gekregen, met daarnaast de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. J.M. Sjöcrona en mr. D.V.A. Brouwer.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen en de inleidende dagvaarding nietig zou moeten verklaren. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stukken van de zaak niet meer beschikbaar waren, waardoor een toetsing van de bestreden uitspraak niet mogelijk was. Om die reden heeft de Hoge Raad besloten de zaak zelf af te doen en de inleidende dagvaarding nietig te verklaren, aangezien de rechter niet in staat zou zijn om te beraadslagen op basis van de tenlastelegging.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens het gedeelte waarin het vonnis van de Politierechter was vernietigd. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier L.J.J. Braber.