ECLI:NL:HR:2002:AE7349
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de Rechtbank te Breda inzake loonvordering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil tussen een aantal eisers tot cassatie en een verweerder over een loonvordering. De verweerder, die sinds 1992 als tuinbouwmedewerker werkzaam was bij de eisers, had een loonvordering ingesteld na een periode van ziekte. De Kantonrechter te Breda had in eerste aanleg de vordering van de verweerder afgewezen, maar de Rechtbank te Breda had dit vonnis vernietigd en de vordering toegewezen. De eisers tot cassatie hebben tegen dit eindvonnis beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te concluderen dat de eisers niet konden weigeren het loon aan de verweerder te betalen op basis van de betwisting van zijn arbeidsongeschiktheid. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de eisers niet hadden meegedeeld dat zij de arbeidsongeschiktheid van de verweerder betwistten. Dit leidde tot de conclusie dat de grond voor de beslissing van de Rechtbank ontbrak.
Daarom heeft de Hoge Raad het vonnis van de Rechtbank vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie aan de verweerder opgelegd, begroot op een totaal van € 1.784,79. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen werkgevers en werknemers over arbeidsongeschiktheid en loonbetalingen.