ECLI:NL:HR:2002:AE7318
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en winstuitkering
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De belanghebbende, die directeur en enig aandeelhouder is van een besloten vennootschap (BV), ontving in dat jaar bedragen voor de uitvoering van opdrachten, maar heeft deze niet in de bedrijfsadministratie opgenomen. In plaats daarvan heeft hij deze bedragen besteed aan privé-uitgaven. De Inspecteur heeft deze bedragen aangemerkt als onttrokken aan de winst van de BV, wat leidde tot een navorderingsaanslag op basis van een belastbaar inkomen van f 60.356, na eerder een aanslag van f 21.086 te hebben opgelegd.
Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur zijn uitspraak gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde. In cassatie werd onder andere het oordeel van het Hof bestreden dat de onttrekking van de bedragen kan worden aangemerkt als een winstuitkering die anticipeert op toekomstige winst. Het middel faalde, omdat het Hof terecht rekening hield met de verwachtingen omtrent de toekomstige winst en omzet ten tijde van de onttrekking.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof zelfstandig de beslissing kon dragen, waardoor het overige deel van het middel geen behandeling behoeft. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 6 september 2002 door de vice-president en de raadsheren in openbaar.