ECLI:NL:HR:2002:AE6876
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor meerdere strafbare feiten onder de Opiumwet en Wet wapens en munitie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in Turkije in 1971, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen. Het Hof had eerder een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met verbeurdverklaring van goederen en onttrekking aan het verkeer.
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de middelen van cassatie die zijn voorgesteld door de raadsman van de verdachte, mr. D. Moszkowicz. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen. De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het Hof beoordeeld, waarbij het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 1999 tot en met 1 februari 2000 opzettelijk hennep had verkocht en bewerkt. De verdediging voerde aan dat de term 'bewerken' niet van toepassing was, omdat er geen scheikundige verandering in de samenstelling van de hennep had plaatsgevonden.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim van het Hof om op het verweer te beslissen niet tot cassatie leidde, omdat het Hof het verweer had kunnen verwerpen. De Hoge Raad concludeerde dat de term 'bewerken' in de context van de Opiumwet moet worden begrepen in de normale spraakgebruik, en dat het mengproces van verschillende soorten hennep door de verdachte als 'bewerken' kan worden aangemerkt. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie konden leiden en er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak.