ECLI:NL:HR:2002:AE6595

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02319/01 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht inzake teruggave inbeslaggenomen bromfiets

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, die op 29 juli 1999 een beklag heeft behandeld van een klager over de teruggave van een inbeslaggenomen bromfiets. De klager, geboren in Turkije in 1980 en wonende in Nederland, had bezwaar gemaakt tegen het voornemen van de Officier van Justitie om de bromfiets terug te geven aan een derde, [betrokkene 1]. De Rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van de bromfiets aan [betrokkene 1]. De klager was het hier niet mee eens en ging in cassatie.

De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank beoordeeld en vastgesteld dat de Rechtbank ten onrechte het beklag gegrond had verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt om een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan iemand anders dan de indiener van het klaagschrift te geven. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd voor zover deze de teruggave aan [betrokkene 1] gelastte, en het beklag ongegrond verklaard. De Hoge Raad benadrukte dat de beschikking van de Rechtbank niet in stand kon blijven, omdat deze niet in overeenstemming was met de wet.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 26 november 2002 door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De zaak illustreert de strikte toepassing van de wet in het kader van beklagprocedures en de rechten van de betrokken partijen.

Uitspraak

26 november 2002
Strafkamer
nr. 02319/01 B
LR/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 29 juli 1999, nummer 16/100449-98, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het door klager ingediende beklag gegrond verklaard en de teruggave aan [betrokkene 1] gelast van de inbeslaggenomen bromfiets zoals in bovenvermelde beschikking omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen voorzover het beklag gegrond is verklaard en de Rechtbank de teruggave van de bromfiets aan [betrokkene 1] heeft gelast, het beklag ongegrond zal verklaren en het beroep voor het overige zal verwerpen.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
3.1. Op het beklag van de beslagene uit hoofde van art. 116, derde lid, (oud) Sv over het voornemen van de Officier van Justitie tot teruggave van de bromfiets aan [betrokkene 1] heeft de Rechtbank in de bestreden beschikking onder meer overwogen:
"Beslissing:
Verklaart het beklag gegrond.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen (...) bromfiets aan [betrokkene 1].
Motivering:
(...)
Op het eerste gezicht komt het de rechter echter redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord voor, dat de officier van justitie het voornemen de bromfiets aan de bestolen eigenaar terug te geven ten uitvoer legt, zodat het beklag enerzijds gegrond zal worden verklaard en anderzijds de teruggave aan [betrokkene 1] zal worden gelast."
3.2. Blijkens de vorenweergegeven overwegingen is de Rechtbank van oordeel dat de bromfiets niet aan klager dient te worden teruggegeven. Kennelijk bij vergissing heeft de Rechtbank het beklag gegrond verklaard in plaats van overeenkomstig haar kennelijke bedoeling als beslissing te vermelden dat het beklag ongegrond is.
De Hoge Raad leest de beschikking in zoverre verbeterd.
3.3.1. De wet kent voor wat betreft de beklagprocedure als bedoeld in het vierde boek, titel IX Sv niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan degene die een klaagschrift strekkende tot teruggave heeft ingediend.
In het geval degene bij wie het voorwerp is inbeslaggenomen zich op de voet van art. 116, derde lid,(oud) Sv heeft beklaagd over het voornemen van het openbaar ministerie dat voorwerp te doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt en op dat klaagschrift wordt beslist dat het beklag ongegrond is, kan de Officier van Justitie uitvoering geven aan bedoeld voornemen zodra die beschikking onherroepelijk is. De beschikking op dat klaagschrift kan niet de last inhouden dat het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven aan de rechthebbende.
3.3.2. De Rechtbank had te dezen zodanige last dus niet mogen geven. In zoverre kan de bestreden beschikking niet in stand blijven.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hierboven onder 3.3.2 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Verstaat de bestreden beschikking aldus dat daarin het beklag ongegrond wordt verklaard;
Vernietigt de bestreden beschikking, doch uitsluitend voorzover daarin de teruggave is gelast van de desbetreffende bromfiets aan [betrokkene 1];
Verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2002.